Interview van Willem Wylin (VRT) met de godsdienstsocioloog prof. Jan Kerkhofs (KULeuven) over de roepingencrisis in de R.-K.-Kerk


In héél Westelijk-Europa, inclusief België, is het aantal kandidaten voor het religieuze leven en voor het priesterambt gestaag en in steeds sneller tempo gedaald. De grote breuk is er gekomen in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Vroeger recruteerde men, per bisdom, jaarlijks enkele tientallen priesterroepingen. Nu 1 of 2. Het aartsbisdom Mechelen-Brussel telt nog gemiddeld één roeping per jaar. Het bisdom Brugge, dat eertijds altijd voorop liep met jaarlijks 60 à 70 roepingen, heeft de laatste jaren gemiddeld 3 à 4 roepingen. Ook de gevestigde eeuwenoude kloosterorden, zoals de Franciscanen, Dominicanen, Jezuïeten, Augustijnen, enz. gaan fors achteruit. Alleen de contemplatieve orden houden tot nu toe redelijk goed stand. Bij de vele congregaties van vrouwelijke religieuzen - die altijd veel groter waren in aantal dan hun mannelijke collega's - zien we nog nauwelijks nieuwe roepingen. Deze spectaculaire neerwaardse trend heeft een aantal maatschappelijke, religieuze, kerkelijke, sociologische en culturele oorzaken, die zich op korte en middellange termijn nog verder zullen doorzetten.

W.W. Wat is volgens u de grondoorzaak van het huidige schrijnende tekort aan roepingen in de katholieke kerk, zowel voor het priesterschap, als voor het religieuze leven?

J. K. Het antwoord op deze vraag is héél simpel: er zijn niet genoeg kinderen meer in onze westerse samenleving. Neem nu ons land: al jaren tellen we per vrouw - statistisch gesproken - 1,5 kind. Dat is een immens demografisch probleem. Om de bevolking stabiel te houden, om de vergrijzing van de bevolking tegen te gaan, en om niet te worden opgezadeld met een omgekeerde leeftijdspyramide, zouden er minstens 2,1 kinderen per koppel moeten zijn. Dat probleem valt voorlopig niet zo erg op omdat het totale bevolkingscijfer toeneemt: de mensen leven nu langer dan vroeger, de gemiddelde levensverwachting ligt rond de 80 jaar. Maar binnen afzienbare tijd, en die tijd komt sneller dan we denken, gaat de bevolking onstuitbaar dalen. Er is natuurlijk de instroom van migranten, maar ook bij hen neemt het kinderaantal af, want ze doen ook aan geboorteregeling en ze willen net, zoals de andere Belgen, het goed hebben, een eigen auto, een of meer vakanties, een fatsoenlijk huis, enz. Demografie is allesbepalend: als er niet genoeg kinderen worden geboren sterft alles uit, de héle samenleving. Zo eenvoudig is dat. Alle andere verdere vragen, analyses of strategieën worden eigenlijk min of meer overbodig. Als je géén of te weinig kinderen hebt, heb je ook geen soldaten meer, geen ziekenzorg meer, geen paters, zusters en broeders meer, geen priesters meer, niets meer. Ja, als het zo voortgaat, gaan we naar "de ondergang van het Avondland", door Oswald Spengler aangekondigd in 1918. Niets aan te doen.

W.W. Welke kerkelijk-religieuze oorzaak acht u het meest doorslaggevend voor de roepingencrisis?

J.K. Het aantal jonge mannen en vrouwen, dat kiest voor het kloosterleven of het priesterschap, daalt spectaculair omdat er steeds minder - vooral jonge - katholieken zijn. Dat is een gevolg van de secularisering, de verdamping van het geloofsleven, de verdringing van alles wat religieus en kerkelijk is naar de privé-sfeer, de afbrokkeling van de klassieke kerkstructuren, de sluiting van kerkgebouwen, en ga zo maar door. Het percentage gelovige katholieken gaat naar beneden, de deelname aan de weekend-liturgie is tot een historisch dieptepunt gedaald (vooral bij jongeren), kerkelijke doopsels en begrafenissen zijn lang niet meer vanzelfsprekend, kerkelijk trouwen allerminst. Vanwaar zouden roepingen in die hele contekst kunnen komen? Als er niet genoeg kinderen zijn, en dus jongeren, als met andere woorden het recruteringsveld voor mogelijke priester en kloosterkandidaten zienderogen verkleint, dan zit je vast, alle goede bedoelingen, mooie initiatieven en strategieën ten spijt. We zitten midden in een neerwaartse spiraal: de persoonlijke onmoeting met wervende mede-gelovigen, vooral dan met priesters en religieuzen - de rolmodellen bij uitstek - gold als een van de sterkte impulsen om zélf naar het klooster te gaan of pastor te worden. Maar omdat de hele leefwereld ontkerkelijkt, het religieuze zijn vanzelfprekendheid en geloofwaardigheid verliest, worden de religieuze rolmodellen en referentiefiguren zeldzamer en zijn steeds minder jongeren gemotiveerd om zich daadwerkelijk kerkelijk te engareren.

WW. Als ik uw betoog doortrek, begint de roepingencrisis eigenlijk al tijdens de kinderjaren, in het gezin waarin men opgroeit...

J. K. Als een koppel, statistisch bekeken, maar een "anderhalf" kind heeft - bij wijze van spreken, één jongen, en een "half" meisje, of omgekeerd - dan zal het niet graag zien dat een zoon of dochter een orde of congregatie binnengaat of parochiepriester wil worden. Wie blijft er dan nog over om het nakomelingenschap verder te zetten? Gevolg: om priester, pater, broeder of non te worden, moet men veelal niet rekenen op de steun van de ouders. Vroeger, toen er nog gemiddeld 3 of meer kinderen waren per gezin, waren de ouders integendeel trots, niet enkel om religieuze redenen, maar ook omwille van de hogere sociale status die hun kind verwierf.

W.W. Brute cijfers en statistieken zeggen niet alles. Minder kwantiteit, misschien meer kwaliteit? Hoe zit het met de kwaliteit van de nieuwe roepingen?

J. K. Helaas stelt men algemeen vast dat er, behalve een dramatische kwantitieve daling, tegelijk een kwalitatieve daling is van de roepingen. Dat is vooreerst toe te schrijven aan de verschraling van het voor-geleefde geloof én van de geloofsoverdracht in de gezinnen, het onderwijs en de maatschappij in het algemeen. Ook de hele omkadering van christelijke organisaties brokkelt langzamerhand af. Maar er worden nu ook minder strenge normen gehanteerd bij de aanvaarding van klooster- en priesterkandidaten, behalve dan op sexueel gebied, sinds het schandaal van misbruiken in de Kerk. Hoe weinig talrijk de nieuwe roepingen ook zijn, je moet streng blijven, de selectiecriteria niet verslappen, niet zomaar jan en alleman aannemen zoals hier en daar gebeurt, want dan heb je daarmee nadien veel te veel last mee. Er zijn in de huidige seminaries en kloostergemeenschappen zo weinig mensen, dat men al blij is dat er iemand binnenkomt. Een deel van die nieuwkomers zou er vroeger uitgegooid zijn, want er was toen terecht een strenge selectie. Ikzelf heb heel wat kandidaten tegenhouden voor het definitieve kloosterleven en voor de wijding.

Nu is men meer geneigd om de selectiecriteria te versoepelen bij kandidaten die intellectueel of psychologisch niet beantwoorden aan de gangbare toelatingsvoorwaarden, als ze zich maar vroom gedragen! Zo zet deze normverlaging de deur op een kier voor conservatisme en fundamentalisme. Een aantal jongeren die onzeker zijn, zoeken stevigheid aan de buitenkant: een boordje dragen, in het zwart gekleed gaan, het brevier vlijtig lezen waar ze niets van verstaan, enz. Kardinaal Danneels had het terecht over een globale daling van het intellectueel niveau bij de jonge clerus. En bij jonge kloosterlingen is het niet anders. Neem nu de Faculteit Theologie aan de KU-Leuven. Jonge priester-studenten en religieuzen zie je er haast niet meer: nog één op 20! Al de anderen zijn leken, hebben een job, willen trouwen en eventueel godsdienstles geven. Maar daarmee heb je geen voorgangers.

W.W. Religieuzen en priesters moeten hedentendage ware supermannen- en vrouwen zijn, als ze hun ambt of beroep uitoefenen in de huidige complexe samenleving!

J. K. Dat speelt wel mee. Vroeger was alles, bijv. in een landelijke parochie of in een school, mooi overzichtelijk. Maar de hedendaagse mens stelt nu zo'n hoge eisen dat de priesters of religieuzen geacht worden over alles mee te spreken, alles-weters en alles-kunners zijn. De priesters en religieuzen, werkend in de wereld, zijn duizendpoten aan het worden, super-managers, kundige administrators, bemiddelaars en handige autobestuurders die van de ene naar de andere plek binnen hun "jachtgebied" kunnen racen. En toch is de sociale status van de huidige priesters en religieuzen niet meer te vergelijken met die van vroeger. Dat maakt hun "beroep" niet attractiever voor potientiële gegadigden.

W.W. Vormen de om zich heen grijpende onzekerheid en twijfel wel een goede voedinsbodem voor nieuwe roepingen?

J. K. Vele jongeren zijn onzeker en twijfelen naar de toekomst toe, inderdaad. Steeds meer wonen ze samen met een partner, maar ze trouwen niet. En van degenen die nog wél trouwen, zijn er velen die er meteen aan toevoegen: "mijn hele leven? Neen". Men heeft langer gestudeerd, men weet meer, men ziet andere levensopvattingen, met begint te twijfelen, een heleboel dingen wordt relatief. Door de democratisering van het onderwijs heeft de jeugd ook véél meer mogelijkheden. Er zijn geen zekerheden meer. Dat is ook zo voor het religieuze leven. Er zijn nog steeds jongeren die op zoek gaan naar zin, ook naar religieuze zingeving. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze hieraan hun hele leven willen wijden. Het definitieve engagement is voor een groot deel voorbij, terwijl van de toekomstige kloosterling en parochiepriester wordt verwacht dat hij/zij blijft tot de dood. Sommige priesterkandidaten hebben me gezegd: "Ik zou dat voor bijv. 20 jaar willen doen, maar daarna iets anders", zoals bijv. "Artsen zonder Grenzen", die voor enige tijd gaan werken in een ontwikkelingsland of een noodgebied, en dan terugkomen.

W.W. Het verplicht celibataire leven valt ook zwaar...

J. K. Zich blijvend engageren voor een celibatair leven, is moeilijk geworden voor de meeste jongeren. Niet te onderschatten is de invloed van de massamedia, die zoniet anti-religieus, dan wel onverschillig zijn tegenover het religieuze, sterker nog, het religieuze zelfs belachelijk maken, of enkel een negatieve beeldvorming geven. Geen wonder dat in onze over-gesexualiseerde wereld, waarbij de media toon aangeven, veel idealistische jongeren gaan twijfelen. Het niet-trouwen, het vrijwillig celibatair leven omwille van een hoger doel, heeft weinig of geen getuigeniswaarde meer. Integendeel zelfs, het wordt door sommigen als belachelijk en zelfs onnatuurlijk ervaren. Een niet onaanzienlijk aantal jongeren, dat zou willen intreden in een religieuze gemeenschap of priester worden, vreest om de definitieve stap te zetten.

Die onzekerheid heeft een dieperliggende oorzaak: de crisis van de zingeving in het algemeen. Ik zeg niet: van het geloof. Elke mens worstelt met een aantal existentiële vragen: vanwaar kom ik? Waarom leef ik? Waar ga ik naartoe? Wat is de zin van lijden, ziekte, oorlog en dood? En wat komt er na de dood? In elke samenleving werd er gezocht naar een antwoorden op deze grote levensvragen, of die zingeving nu juist was of niet. Maar wie formuleert nu een zingeving in deze tijd, in een totaal geseculariseerde samenleving? Er zijn nog nauwelijks zogeheten "maîtres de la pensée", grote denkers, filosofen, theologen, enz. in tegenstelling tot enkele decennia geleden. Onze wereld is zo ingewikkeld geworden. De hedendaagse jongeren leven een beetje van vandaag op morgen, met daarrond allerlei, los bij elkaar gesprokkelde opvattingen. Maar een alomvattend zingevings-systeem bestaat eigenlijk niet meer. De weinigen, die zich nog echt buigen over de zingeving en over de waarom-vragen, worden zelfs beschouwd als "rare vogels".

W.W. Er is onmiskenbaar in deze tijd een toenemende trend merkbaar naar individualisme, "cocooning". Dat lijkt allerminst bevorderlijk te zijn voor het kweken van roepingen...

J. K. De individualisering neemt nog toe. Dat klopt. Waarbij moet worden aangemerkt dat die individualisering ook meer respect inhoudt voor de vrijheid. De vrijheid is nu héél belangrijk. En die vrijheid verschuift: ik wil deze jaren dit en over enkele jaren wil ik eens wat anders.Vroeger was die keuzevrijheid niet zo evident. Je kon niet zomaar trouwen met het meisje of de jongen waar je van hield, er was sociale controle daarop. Maar het koortsachtig nastreven van vrijheid in deze tijd kan verlammend werken, zoals bijvoorbeeld het kiezen tussen tussen 50 merken en varianten van koffie in een grootwarenhuis. Voor de jongeren is onbeperkte vrijheid troef. Mensen leven langer dan vroeger, en precies daarom hebben ze minder de neiging om zich blijvend te binden, noch voor een huwelijkrelatie ("tot de dood ons scheidt") als voor een exclusief religieus leven.

Ik wil nog even wijzen op een niet onbelangrijke sociale ontwikkeling. Bij ons vroeger, zo'n 100 jaar geleden, hield kloosterling of priester worden, een statusverhoging in. Een parochiepriester had gezag, want hij was een van de 2 à 3 mensen die verder hadden gestudeerd in het dorp. Boerendochters, die naar het klooster gingen, konden lerares of verpleegster worden, ze kropen omhoog op de maatschappelijke ladder. Die tijd is lang voorbij. Kloosterling of priester worden is nu duidelijk statusverlagend. Dat is ongetwijfeld één van de redenen van de actuele nijpende roepingencrisis.

W.W. Hoe uit de impasse geraken? Wat zou er moeten gebeuren om het tij te keren? Moet er een nieuwe Augustinus, Franciscus of Benedictus opstaan?

J. K. Alle grote religieuze stromingen in de kerk zijn begonnen van onder uit, met radicale vernieuwers. Idealisten zullen er altijd zijn. Ook nu zijn er hier en daar charismatische figuren die heel wat aanhang hebben, zoals Frère Roger Schutz van Taizé, na WO I, of de "Monastieke Gemeenschappen van Jeruzalem", ontstaan in 1975 in Parijs rond Pierre-Marie Delfieux. Zo'n charismatische persoonlijkheden blijven belangrijk, omdat men daarin toch een model herkent. Met het risico evenwel dat, als die wegvalt, de rest van de groep gaat slabakken, geruisloos doodbloedt of soms ontploft door hoogoplopende conflicten. Er is maar één antwoord: er moet méér jeugd zijn, die ruimte biedt voor creativiteit, inspiratie, vindingrijkheid, zo vindt men altijd wel ergens oplossingen. Wat er in de huidige samenleving, in de politiek, en ook in de Kerk ontbreekt, dat is fantasie.

Men moet nieuwe leefmodellen (paradigma's) zoeken en vinden. Waarom kan een vrouw geen priester worden? Waarom moet men priester worden voor het hele leven? Vroeger werd men gemiddeld maar 50 jaar, nu worden de mannen statistisch 80 jaar oud. Waarom moeten jonge mannen nu priester worden voor het hele leven? Ze moeten dat voor een bepaalde periode kunnen doen, want er breekt een moment aan dat het genoeg is geweest. Nu moeten ze dat voortdoen, en ze hebben daartoe de inspiratie niet meer. Wél voor een periode van pakweg 20 jaar. Voor 50 jaar... ho maar. De priesters en religieuzen leven langer, en kunnen langer aan de slag blijven, maar ze verslijten, ze vergrijzen. En ze spreken uiteindelijk een taal die niet meer van de jeugd is. Er is nu al een bres geslagen van minstens 2 generaties tussen de bejaarde priesters en religieuzen enerzijds en de jongeren anderzijds. Dat is dramatisch en tevens onvergeeflijk dat de kerkleiding het zover heeft laten komen. Probeer zo'n brede kloof maar eens te overbruggen!

W.W. Bieden nieuwe experimenten in kleine religieuze gemeenschappen misschien meer aantrekkingskracht uitoefenen op jonge mensen?

J.K. Ik ben niet meer zo optimistisch als vroeger over die kleine gemeenschappen. Er zit ongetwijfeld muziek in, ALS ze het volhouden! Ik heb zo'n groepen gezien die het allemaal goed bedoelden, het aanvankelijk goed deden, maar uiteindelijk niet volhielden, door een gebrek aan diepgang. De meeste van die nieuwe levensvormen hebben maar een beperkte levensduur of houdbaarheidsdatum, en vallen doorgaans na enkele jaren uiteen. Veel jongeren zijn idealist én tegelijk naïef, onder het motto: "alles moet kunnen". Dat is totaal illusoir. Niet alles kan. Ik ben nuchter geworden in die dingen. En dan kies ik uiteindelijk toch weer voor de gevestigde, de serieuze vormen van religieus gemeenschapsleven, die de eeuwen hebben getrotseerd en wat meer stabiliteit in zich hebben.

De duurzaamheid van een religieuze gemeenschap is een probleem. Daarom kan je best intreden in een systeem dat zijn duurzaamheid al bewezen heeft, dat kan bogen op een lange traditie, op ervaringen van eeuwen. De drie klassieke kloostergeloften van armoede, maagdelijkheid en gehoorzaamheid zijn heel oud. Die hebben hun deugdelijkheid bewezen. Mits voortdurende aanpassingen zullen die drie geloften altijd blijven bestaan. De gelofte van zuiverheid, maagdelijkheid, celibaat of hoe je dat ook noemen wilt is zinvol, ALS je het aan kunt.

Ik heb vroeger gedroomd van mengvormen van gehuwden en ongehuwden, samen onder één dak. Daar ben ik van teruggekomen. Ik heb zoveel spanningen gezien, echtscheidingen ook, dat ik zeg: nee, dat is het niet. Je denkt dat iedereen sterk is en die levensvorm aan kan, maar dat is niet zo, helemaal niet. Je moet niet elke mens, zonder uitzondering, overbelasten. Dus ben ik nogal voorzichtig geworden. Ge kunt niet gehuwden en ongehuwden, mannen en vrouwen zomaar laten samenleven binnen één gemeenschap, dat duurt niet zo lang. Als daar een mooie meid rondloopt, die sympatiek is en niet dom, vertonen de mannen een "hanig" gedrag. Daar komt onvermijdelijk ruzie en jaloezie van. Dat is de menselijke natuur, hè. Je kan wél aangesloten gehuwden hebben, maar die leven dan buitenhuis, a.h.w. als planeten draaiend rond een vaste communauteit van celibataire vrouwen of mannen.

W.W. Moet de Kerk met de handen in de schoot wachten op betere tijden? Je hoort wel eens: "roeping is het werk van de God. We kunnen alleen bidden dat God mensen roept".

J. K. Als je zegt "Dat is het werk van God", dan kan je de hele Kerk-winkel wel sluiten. God doet niets alleen, Hij heeft de mensen nodig. Wij zijn Zijn instrumenten. Wat betekent "roeping" eigenlijk? Als een leek zegt: "ik ga dokter worden", dan is dat een roeping. Als een andere leek zegt: "Ik ga in de politiek", dan is dat een roeping. Die moeten niet per se priester of religieus worden, want ze doen dat toch al vanuit een religieuze overtuiging. Je hebt een bepaalde begaafdheid die je begint te onderkennen, en je volgt die. Dat is roeping. Roeping sluit aan bij je natuurlijke aanleg.

Als het om een religieuze roeping gaat, komt er iets bij van het geloof. Religieuze roeping komt niet zomaar uit de hemel vallen. Er gaat geen deur open, waarbij God binnenkomt en zegt: "Jij moet Trappistin, Salesiaan of God weet wat worden". Hoe werkt het in de praktijk? Je hebt bijvoorbeeld een hele goede religieuze gemeenschap. Jonge mensen komen daar eens langs, maken liturgievieringen mee, praten er met een zuster, pater of broeder, en komen zo tot de bevinding: "dat wil ik wel graag doen". Dat is een religieuze roeping. Maar hij of zij die binnenkomt moet daartoe ook wel bekwaam zijn, en dus een vormingsperiode doorlopen, vergelijkbaar met het kloosternoviciaat of de seminarie-opleiding.

W.W. Priesters en religieuzen bij ons worden een uitstervend ras. Ze voelen zich een beetje "de laatsten der Mohikanen", waarbij "de laatst overblijvende de godslamp uitblaast". Wat tekent zich nog af als hoopgevend voor de toekomst? Bent u optimistisch?

J.K. We moeten rustig aanvaarden dat de klassieke modellen van priester of religieus in een soort van terminale fase verkeren. Wat ge ook doet, daarvan zal geen nieuwe stimulans uitgaan voor de toekomst. Ik denk aan bomen die aan het uitsterven zijn, die vallen om. Moet ge daarbij wenen? Neen. Van die oude bomen moet ge geen nieuw leven meer van verwachten. Niettemin blijf ik van nature een nuchtere optimist, bijna tegen beter weten in. Ik zie toch altijd opnieuw dat er jonge en ook oudere mensen opstaan. Ik heb daar bewondering en respect voor.

Daarom kan ik eigenlijk niet anders dan ook een realist zijn, die de feiten nuchter en keihard onder ogen ziet. Als de boer die voortploegt: een deel van de oogst lukt, een deel faalt. Om het nu vol te houden moet je een koppig beest zijn, tegen de huidige stroom in zwemmen. Alles zit eigenlijk vast. En de kerkleiding geeft weinig blijk van inspiratie. Tal van bisschoppen zijn managers, in beslag genomen door dagelijkse administratieve en praktische beslommeringen: ze hebben geen tijd om creatief te zoeken naar oplossingen. Dat is het drama! Een aantal zaken zijn bovendien onbespreekbaar of zelfs taboe. Rampzalig is dat. In 1995 schreef ik daarover een viertal boeken, o.m. "Europa zonder priesters?" (Averbode, Altiora), maar ik voelde me als een roepende in de woestijn!


Prof. dr Jan Kerkhofs s.j. (Hasselt, 1924 – Heverlee, 2015) doceerde aan de KU Leuven, vanaf 1959 pastoraalsociologie aan het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen, en van 1981 tot 1989 pastoraaltheologie aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen. Hij was tevens gastprofessor aan verscheidene universiteiten in Europa en de VS. Hij was medeoprichter van het Interdiocesaan Pastoraal Beraad (IPB) en van de Stichting voor Europees waardenonderzoek (Foundation European Values Study). Gedurende vele jaren was pater Jan Kerkhofs algemeen secretaris van het katholieke Studie- en documentatiecentrum "Pro Mundi Vita". Hij was de auteur van een 50-tal boeken, schreef tientallen bijdragen voor tijdschriften en werd geregeld geïnterviews in kranten en tijdschriften, op de openbare omroep en op talloze studiedagen, colloquia en congressen.