|
![]() Links Alberic Loyson en rechts Alfons Vanelslander, omringd door de burgemeester en schepenen van Moorslede (foto: Dirk Roose/Linda Wyffels). 1991 was voor onze Tuimelarehoek een heuglijk jaar. Twee mannelijke bewoners overschreden de kaap van 100 jaar: Alberic Loyson op 15 september en Alfons Vanelslander op 26 december. Twee eeuwelingen in één kalenderjaar: dat is inderdaad vrij uniek en slechts weinig gemeenten, laat staan een wijk, gegeven. Op de verjaardag van Alfons, op tweede Kerstdag 1991, werden beide honderdjarigen gevierd in de toenmalige parochiekerk van Beitem, en aansluitend tijdens een uitgebreide receptie met gelegenheidstoespraken in "De Schakel", waarbij alle familieleden en de wijkbewoners waren betrokken. Ook het gemeentebestuur van Moorslede liet zich niet onbetuigd. Zoveel jaren later schetsen de wijkgenoten Linda Malfait en Valeer Dessein, hieronder een portret van de twee eeuwelingen Alberic Loyson en Alfons Vanelslander, die allebei tijdens hun rijkgevuld leven twee wereldoorlogen meemaakten!
Alfons Vanelslander
![]() Alfons Vanelslander, bij de viering in de kerk van Beitem van zijn 100ste verjaardag (Foto: Dirk Roose). Linda Malfait: "Op de wijk de Tuimelare, aan de Oude Heirweg, woonde vroeger Alfons Vanelslander. Iedere 'echte Tuimelaarnare' ziet hem nog zó voor zich: een kleine man, de pijp in de mond, pet op, stil, ietwat stuurs en nadenkend. Als je met hem praatte kreeg je al vlug door hoe evenwichtig en onverstoorbaar hij was. In onze steeds drukker wordende maatschappij bleef hij steeds zijn eigen zelf. Hij was niet iemand die door de bomen het bos niet meer ziet. Hij wist wat voor hem belangrijk was en niemand kon hem een stap vlugger laten zetten. En dat was geen wonder, want hij was nogal wat gewend!" "Alfons werd geboren op de Koekuit in Moorslede op 26 december 1891, als oudste van 9 kinderen en als zoon van eenvoudige landarbeiders. Later verhuisden ze naar café 'De Kroon' in Beitem. Toen hij 10 jaar was ging hij al werken in de steenbakkerijen, maar na een dijbeenbreuk veranderde hij van beroep en werd vlasbewerker op de boerderij, aan de overkant van de huidige Euro-Shop." "In 1911 begon hij zijn legerdienst, in 1913 zwaaide hij af om in 1914 terug opgeroepen te worden. Eerst tegen de Duitse grens, vanwaar hij samen met zijn compagnie te voet terugkwam, en daarna aan de Ijzer in Diksmuide. Daar lagen de Belgische loopgraven slechts enkele tientallen meters van de Duitse verwijderd. De naam ‘Dodengang’ zegt genoeg. Nachtelijke bombardementen, onophoudelijke artilleriebeschietingen, Duitse sluipschutters en gifgas maakten het leven tot een hel. In water, modder en stank de ijskoude winters trotseren viel ook niet mee. Bovendien werd het voedseltransport soms belemmerd door bombardementen en slechte organisatie. Loslopende dieren werden geslacht en rauw opgegeten en er werd gedronken uit beken. De eerste winter had bijna het hele Belgische leger buikloop. Van hygiëne was er geen sprake (ooit droeg Fons 3 maanden dezelfde sokken) en in de loopgraven krioelde het van bv. ratten, luizen en vlooien." "En dan nog het oorverdovende lawaai! Je vraagt je ook af wat er door zo’n man heengaat wanneer hij zijn eerste kogel moet afvuren. Het besef dat je misschien iemand doodt ... En later dan het besef dat je het gewoon geworden bent, omdat het enige wat nog telt overleven is. Ieder moment was er immers kans dat je stierf door een granaat of kogel zoals de mannen rond jou. De angst was voor velen ondraaglijk en ze werden gek of pleegden zelfmoord. Maar Alfons werd zelfs nooit gewond. HIJ VOCHT VIER JAAR AAN HET FRONT! Alleen helemaal op het einde van de oorlog werd hij ziek en werd hij verzorgd in Calais." ![]() Doodsprentje van Alfons Vanelslander, overleden op 28 augustus 1995. L. Malfait: "In 1919 werd hij weer opgeroepen en ingezet achter de Rijn. Toen was hij bij de bezetters. Op 1 augustus 1919 zwaaide hij - na in totaal 7 jaar soldaat te zijn geweest - definitief af om naar zijn totaal verwoeste streek terug te keren. Hij kreeg 8 medailles. Toen hij trouwde met Martha Mestdagh, gingen ze in de Oude Heirweg nr. 28 wonen, naast de toenmalige herberg 'De Tuymelaere'. Later verhuisden ze naar nr. 21, waar Martha tot aan haar dood en Alfons tot na zijn honderdste verjaardag bleef wonen. Hun huwelijk bleef kinderloos." "Alfons stond iedere dag om vijf uur op, maakte een wandeling en dronk daarna zijn borreltje bij de koffie. Of zoals hij zelf zei: " 'k Pakke ’n zatte, 'k doe d'r 'n bitje café in en 'k vulle dad'an mè witte." Per dag dronk hij ook nog een drietal Rodenbachs en van 's morgens tot ’s avonds rookte hij een 'pupe mè ne truus'. Als weduwnaar ging hij iedere week naar de kruidenierswinkel. Hij wou alleen de basisproducten uit de streek: kaas, boter, suiker, appelen ... Een sinaasappel wees hij verontwaardigd af met: "Ik eet dat niet!" Voor zijn 90ste verjaardag kocht hij nog een nieuwe fiets en tot zijn opname in het rusthuis fietste hij elke week naar zijn broer in Ledegem." Naar een kwinkslag moest hij nooit lang zoeken. Toen de dokter vroeg: "Fons, hebben die pillen die ik je voorgeschreven heb, geholpen?" antwoordde hij: " 'k Heb ze gelukkig niet ingenomen, want toen ik ze in de kachel gooide ging die 'dood'!" En zo ging Fons onwrikbaar zijn eigen gang. Met de hulp van familie kon hij alleen in zijn huisje blijven ... tot hij meer dan 100 jaar was. Daarna verhuisde hij naar het Rusthuis Maria Middelares in Moorslede, waar hij nog bijna 4 jaar woonde en er overleed op 28 augustus 1995, in zijn 104de levensjaar. Mensen zoals Fontje zijn er niet veel!"
Alberic Loyson![]() Alberic Loyson op de dag dat hij 100 jaar werd (Foto: Dirk Roose). Valeer Dessein: "Alberic Loyson werd geboren op de wijk van de Tuimelare op 15 september 1891. Zijn vader was steenbakker. Het was logisch dat Alberic op 12-jarige leeftijd zijn vader vergezelde naar de steenoven. Vertel dit maar 'ns aan de huidige jeugd. De leerplicht tot 14 jaar werd in ons land pas in 1914 van kracht, vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog." "Zwaar labeur is altijd zijn deel geweest. Hij ging werken in de cichorei-ast, de kolenmijnen, een suikerfabriek in Noord-Frankrijk (waar ze de Vlamingen zo graag zagen komen) om tenslotte als grondwerker de pensioengerechtigde leeftijd te bereiken. Iets gemakkelijks zit er niet tussen zeker? Tussendoor maakte Alberic ook nog de 2 wereldoorlogen mee, met vooral de vlucht richting Frankrijk, toen de binnengevallen Duitse troepen in 1914 onze streken bereikten." ![]() Bidprentje voor Alberic Loyson, overleden op 9 mei 1992. V. Dessein: "Alberic was gehuwd met Suzanne Lannoy, die stierf in 1969. Ze hadden één dochter, die huwde met Roose. Dirk Roose, één van de kleinkinderen, werd in 1974 Belgisch kampioen bij de junioren-wielrenners. Dat was één van Brieks hoogtijdagen. Vanaf zijn 85ste verhuisde Alberic van zijn huis in de Ten Bunderenstraat naar het Rust- en Verzorgings Tehuis (RVT) Maria Middelares in Moorslede. Van de eerste dag jeunde hij zich daar. Bij een bezoek trakteerde hij je graag op oude vergeten (spijtig !) volksliedjes. Wel vond hij het jammer dat hij zijn duiven en vinken, waar hij zo van hield, moest missen." "Alberic was een geboren optimist en als we vroegen naar het geheim van zijn lang leven diepte bij zijn levenswijsheid op: "Altijd de goede kant van het leven zien, de gazet lezen, leute maken en iedere dag naar 'mijn biechtekotje' gaan, dat is de kast waar mijn druppelke jenever staat." Dat was Briek ten voeten uit." "Bij de viering van zijn 100ste verjaardag gekscheerde hij nog: "Feest maar goed, ik ben er honderd, maar ik zal er zeker tien jaar bij doen en dan feesten we ieder jaar." Spijtig genoeg kwam er maar een half jaar bij. Zijn gezondheid ging plots achteruit. "Maar ’t is goed geweest" mijmerde Alberic bij zijn heengaan, op 9 mei 1992".
|