|
Op de plaats van deze tweewoonst aan de Oude Heirweg 24 en 26, stond eeuwenlang de herberg "Den Tuimelare". (Foto: Linda Malfait, dochter van de laatste uitbaatster Anna Grymonprez)
OntstaanLinda Malfait: "Zeker al vanaf het begin van de 17de eeuw stond er, tot in 1955, langs de Oude Heirweg een herberg 'Den Thuymelaere', slechts enkele honderden meter verwijderd van het verdwenen laatmiddeleeuws gasthuis Ten Bunderen (ca. 1269 - 1578). Op de plaats van de oorspronkelijke herberg staat nu een tweewoonst, nr. 24 (bewoond door de laatste uitbaatster Anna Grymonprez) en 26 (haar kleinzoon Dimitri Decru). De herberg 'Den Thuymelaere' was, zo niet de alleroudste, dan toch zeker één van de oudste van Moorslede. Ze werd reeds vermeld in de Moorsleedse gemeenterekeningen van 1601. De plaatselijke historicus Medard Van Den Weghe voegde het betreffende citaat toe aan zijn "Register over de geschiedenis van Moorslede" (Onuitgegeven. Moorslede, Gemeentehuis, 1894):
"Hem betaelt an Lucas de Druyet, weert in den Thuymelaere over t gonne tsynen huyze verteert is gheweest bij de ammants dezer prochie ten gasthuyze keermesse ende over t gonne toeghelegt is gheweest ande sweertreyders, hemelpersonnagen ghespeelt tot vercierynghe van den voorgaenden ommeganck deser prochie ’t samen de somme van … (Bron: Monumentje nr. 8)". L. Malfait: "Medard Van Den Weghe verwijst in zijn boek "Geschiedenis van Moorslede" ook nog naar een document uit 1652 betreffende de betaling van parochietienden (= het tiende deel van alle opbrengsten van alle gewassen of van vee + een deel van de offergaven) aan het kapittel van kanunniken, verbonden aan de O.-L.-Vrouwkathedraal in Doornik. Daarin wordt eveneens uitdrukkelijk melding gemaakt van de herberg:
"... op den zuydcant van de straete die loopt van de meulen naer dherberghe ghenaempt den Thuymelaere ende alzoo suyt lancxt de heirstraete tot den Bundercruysse, binnen deze voornoemde prochie van Moorslede". Van de vroegere herberg "Den Tuimelare" is geen enkele afbeelding bewaard. Even wegdromen dan maar bij dit schilderij "De St.-Michael herberg" van P. Brueghel de Jonge (1564-1638). L Malfait: "Volgens Van Den Weghe ontleende "het gehuchte ten oosten van het dorp (n.v.d.r. Moorslede) gelegen waarschijnlijk zijn naam aan de herberg Den Tuymelaere", dus niet andersom". Deze onderstelling wordt bijgetreden door Karel De Flou in zijn gezaghebbende "Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen": "De Tuymelaere is een wijk in Moorslede, waarschijnlijk zo genoemd naar de herberg met die naam." Wat er echt het éérst kwam weten we niet, bij gebrek aan wetenschappelijk bewijsmateriaal. Al evenmin weten we met zekerheid of de herberg "De Tuimelare" haar deuren opende tijdens het verblijf van de zusters in het vlakbij gelegen Gasthuis ten Bunderen (1269-1578), of erna... Wat er ook van zij: het Gasthuis ten Bunderen en de Tuimelare-herberg hebben, (tijdelijk) tesamen ofwel in chronologische volgorde, het 'kloppend hart' gevormd van de Tuimelarewijk, allebei strategisch gelegen langs de eeuwenoude "Oude Heirstraete", slechts 500 meter van mekaar verwijderd". Dorpsherberg. Simon Bening, miniatuur, 1530. (© Wikigallery.org)
I. "Hoewel er voor de eerste keer sprake is van "Den Tuimelare" in een document van 1601, is het lang niet denkbeeldig dat deze herberg véél ouder is. Het is best mogelijk dat ze al bestond tijdens de periode van 1269 tot 1578, toen er vlakbij, eveneens langs de huidige Oude Heirweg, een Gasthuis Ten Bunderen stond, bewoond door enkele vrouwelijke religieuzen. Die zusters gaven er gratis voedsel, verzorging en één overnachting aan voorbijtrekkende pelgrims en behoeftige reizigers. Er waren in die tijd niet veel begaanbare wegen, zodat er op de heerweg heel wat mensen van allerlei slag passeerden. Herbergen waren doorgaans gelegen op gunstige locaties, zoals langs deze drukke doorgaande wegen of in de dorskern bij het kerkplein".
Opeenvolgende eigenaars en/of uitbaters
17de eeuwVoorbijgangers warmen zich op bij de haard in de herberg. P. Brueghel de Jonge, begin 17de eeuw (© Wikimedia). In de onuitgegeven aanvullingen bij zijn boek "Geschiedenis van Moorslede" (Moorslede, Gemeentehuis, 1894) vermeldde Medard Van Den Weghe een lijst met namen van de opeenvolgende uitbaters (daarom niet per se eigenaars) van de herberg "Den Tuymelaere." gedurende de 17de eeuw".
Medard Van Den Weghe geeft in zijn bijgewerkte boek ook een (wellicht onvolledige) lijst van herbergen en slijterijen op de heerlijkheid Moorslede op het einde van de 17de eeuw, in 1694: Het Peerd, De Dolphinne, Sint-Acquarius, Den Engel, De Kroon, de Trompe, Het Zweerd, Den Hert, Den Ovare, De herberghe van Lorette, Stroyen Boome en ook den Tuymelaere.
18de eeuwHerberg De Lindenboom in Cattenbroek (Linschoten NL). Tekening, 1729. (© Wikimedia) L. Malfait: "In de rekening van de Armendis (= parochiale armenzorg) uit 1761 was er sprake van collectebussen (ten voordele van de liefdadigheid) die opgesteld stonden in de 9 herbergen van Moorslede. Maar in 1779 telde men in Moorslede al 17 erkende herbergen. Deze lijst werd samengesteld door de plaatselijke overheid, in uitvoering van een plakkaat, uitgevaardigd door de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia, en de daaruit voortvloeiende ordonnantie (= verordening) van de Raad van Vlaanderen. De eerste 4 herbergen op de lijst vormden geen probleem, dat waren er geen te veel voor het dorpscentrum. Ook de overige herbergen, die buiten het dorpscentrum gelegen waren, mochten van de overheid blijven voortbestaan wegens hun openbaar nut voor de parochianen of voor de passerende reizigers. En zelfs als ze niet nuttig waren dan mochten ze toch open blijven omdat de eigenaars/uitbaters stuk voor stuk eerlijke en goede mensen waren die met de inkomsten van de herberg hun gezin moesten onderhouden! (Bron: RAG, Raad van Vlaanderen, 1779, nr. 32173)". Dienstmeisje en oude vrouw in een herberg. A. Dürer. pentekening, 1520. (Chantilly, Musée Condé) "Op de lijst van erkende herbergen uit 1779 stonden twee ervan langs de druk bewandelde "Oude Heirstraete" (Oude Heirweg) op de Tuimelarewijk: "De Drye Conyngen", (die enige tijd voordien was verhuisd naar de in 1754 aangelegde Menensesteenweg) en natuurlijk "Den Tuymelaere". Deze laatste werd in 1779 uitgebaat door Petronella Verhaeghe, weduwe van Joannes Dedeurwaerdere: «eene herberghe borne sonder enseigne vulgairelyck genaemt Den Tuymelaere, gesitueert eene groote halve heure van oosten de kercke deser prochie langst de oude heirstraete loopende van Meenen naer Rousselaere, ressorterende onder dese prochie ende heerelykhede van Moorslede, competerende aen de weduwe ende kynders van Joannes DE DEURWAERDERE met consent ende by de selve bewoont ende gebruyckt de welcke ons te kennen hebben gegeven dat de selve herberghe eertyts door hunne voorouders is geerigeert met consent van den heere deser prochie en heerelykhede van Moorslede, uytte dies datter langst de selve heirstraete, weinigh suyt van dese hadde geexisteert eene andere herberghe genaemt Den Tuymelaere, die met het erigeren deser was commen te cesseren sonder dat men aldaer sedert dien eenigen dranck is debitterende».
19de eeuw
20ste eeuw
L. Malfait: "In het begin van de 20ste eeuw waren er op de toenmalige Tuimelarewijk in totaal 12 herbergen (zie de bovenstaande tabel). In zijn "Verhalen en geschiedenissen van de gemeente Moorslede van vóór de oorlog 1914-18 en enkele van erna" (1967) vermeldt Georges Bouten er 8 van: Den Tuimelaere, de Roobaert, de Vijfwegen, de Sneppe, de Velomakerij, de Brouwerij, Ma Campagne en het Nachtlichtje. De overige 4, nl. De Bellevue, In de Casino, De Bakkerij en Het Lindeke staan niet op zijn lijst. Ze bestonden allicht nog niet vóór WO I en werden pas erna geopend." Het interieur van de herberg tijdens Wereldoorlog I. Derde van links zit de waardin Mathilde Haspeslag, weduwe van Karel Samyn (foto: Linda Malfait) "Er zijn géén foto's, schilderijen, tekeningen, afbeeldingen of grondplannen bekend van de buitenkant van de herberg "De Tuimelare". Er is nog wél een foto bewaard van de binnenkant, van de gelagkamer tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Er hing een vogelpikblok (= darts) aan de muur. Later kwam er nog een tweede bij. Voor de vroegere binnen- en buitenstructuur zijn we aangewezen op de indeling op de kadasterkaarten uit die tijd. Het is wel zo dat het gebouw zelf van de herberg één geheel vormde".
Achiel Grymponprez (links) en Marie Samyn (rechts), de voorlaatste eigenaars/herbergiers van 'den Tuimelaere', in de bloemen! (Foto: Linda Malfait, hun kleindochter) L. Malfait: "In 1921 werd de herberg "In den Tuimelaere" (samen met een schuur, zwingelkot, "verdere gerieven", tuin en bouwland) door de erfgenamen van de vorige eigenaars (Charles Bostyn en Louise Cneut) verkocht aan mijn grootouders Achiel Grymonprez en Marie Samyn, die de café verder uitbaatten".
"Vanaf eind 1951 werd "de Tuimelare" uitgebaat door mijn moeder Anna Grymonprez, dochter van Achiel Grymonprez en Marie Samyn. Op 1 juni 1955 sloot de herberg haar deuren. Mijn ouders bleven erin wonen en vernieuwden het interieur van het huis nr. 24. Het huis nr. 26 ernaast bleef er van binnen echt uitzien zoals in de tijd van de herberg, tot de renovatie ervan in 1978. In 2011 werd het ooit aangebouwde huis nr. 28 - dat niet tot de herberg behoorde - afgebroken om een parking aan te leggen. Zowel de buiten- als de binnenkant van de tweewoonst ondergingen een grondige opknapbeurt. Mijn 100-jarige moeder, vaak 'Anna van de Tuimelare' genoemd, blijft tot op de dag van vandaag wonen in het huis (rechts) nr. 24. In het huis (links) nr. 26, woont onze zoon Dimitri Decru".
De tijd van toen...herinneringen uit vervlogen tijd
L. Malfait: "De Tuimelare was een eenlaagswoning, een gelijkvloers met daarboven een zolder, onder een zadeldak. Allicht ging het aanvankelijk om een zogeheten vakwerkhuis, waarvan de dragende structuur (van muren, plafond en dakgebinte) bestond uit dikke houten balken (een beetje vergelijkbaar met de hedendaagse houtskeletbouw). De ruimtes (= vakken) tussen de opstaande houten staken van de muren werden ingevuld met een vlechtwerk van soepele takjes (= tenen) van wilg, eik of hazelaar, dat vervolgens werd bestreken met een mengsel van stro en leem. Wegens het brandgevaar werd later de leem, als invulling van de muren, vervangen door baksteen en de strooien dakbedekking door pannen. De onderste 12 à 18 lagen baksteen van de gevels waren allicht met teer bepleisterd om de vochtigheid en insecten te weren". "De zes vensters in de voorgevel waren voorzien van houten luiken, die in de 20ste eeuw groen waren geschilderd. De ramen zelf hadden decoratief-landelijk witgeschilderde ingewerkte kleinhouten. Er hingen korte glasgordijnen en langs onder was er, aan de binnenkant, een soort speciaal glas achter het vensterraam geplaatst om het binnenkijken te bemoeilijken. Aan beide zijden van de voordeur was er in de muur een ring bevestigd om een paard aan te binden en er was een 'voetschraper' voorzien om de modder van de schoenen of laarzen te verwijderen. De naam van de herberg was in zwarte letters geschilderd op een houten bord van 1,5m lang en zo’n 30 cm hoog, dat boven de ingangsdeur hing. De bovenste helft van de voordeur had gekleurd glas. 's Avonds werd een 'berd' (= houten schutting) achter de 6 vensterramen geschoven."
L. Malfait: "In de vorige eeuw was er in de gelagkamer, aan de muur achter de toog een 'glazenberd' (= groot houten wandpaneel) aangebracht. Dit was een groen geschilderde muurhoge nis, zonder spiegel, met banken waarop de bierglazen stonden en twee vazen. Links ervan bevond zich een kleinere nis. Rechts was een deurtje waardoor men makkelijk rechtstreeks van alles kon doorgeven vanuit de kelder: erg handig wanneer er veel volk was dat een vlotte doorgang via de gelagkamer bemoeilijkte. Ook was er over de hele lengte van de toog een verhoog erachter, waarop de waard of waardin stond en dat op maandag werd buiten gedragen om te schuren. Op de toog stonden twee bierpompen met porceleinen handvaten".
Interieur van een 19de eeuwse herberg. (Henri de Braekeleer. 1877. Antwerpen, KMSK) "De aankleding van het vroegere interieur oogde klassiek. Aan de muur hing - zoals in de meeste herbergen vroeger - een bord met de tekst: "God ziet mij. Hier vloekt men niet", een kruisbeeld met een palmtakje erachter en 2 afbeeldingen van de H. Genoveva van Brabant. Aan de wand prijkte een klok in een houten kastje. De muur rechts hing vol affiches. Er werd verwarmd met een Leuvense stoof. Er stonden (hingen?) petroleumlampen en in de zomer werd gebruik gemaakt van glazen vliegenvangers".
Deze gesculpteerde balken kwamen in 2011 te voorschijn bij het verwijderen van het plafond. (Foto: Linda Malfait) "In de gelagkamer trof men de typische oude tafeltjes aan met stoelen errond. Er stond ook nog een biljarttafel. Op een tentoonstelling in 1961 over "Rumbeke door de eeuwen heen", was er een vuurpotlepel uit café De Tuimelaere te Moorslede te zien (nr. 548 in de catalogus). Deze diende om het vuur in de open vuurpotten van drankslijterijen aan te wakkeren. Onwillekeurig rijst de vraag: werd er misschien ooit, op kleinschalige wijze dan, sterk alcoholhoudende drank gestookt/gedistilleerd in De Tuimelare?"
Originele bierglazen en een fles van de brouwerij Louwaege uit Kortemark (foto: Linda Malfait). L. Malfait: "Het bier werd aangekocht bij achtereenvolgens de brouwerij Bostyn (de vroegere eigenaar van "de Tuimelare") langs de Menensesteenweg, Moorslede), Sint-Antoon in Gullegem en Louwaege in Kortemark. Charles-Louis Sinnesael van aan de Menensesteenweg (Moorslede) leverde de 'kortendrank' (= jenever, sterkedrank)".
"De herberg zélf verkocht in de 1ste helft van de vorige eeuw bieren zoals Faro, Export, Akila Pils, Extra Ouden Bruin ('Vlaams Bruin') en Stout; daarnaast ook koffie (met een scheut sterke 'kortendrank' erin), chocolade, tabak en sigaretten. Het bier werd ook aan huis verkocht, eerst gebracht met een hondenkar, later met paard en kar."
Volksvermaak in en rond de herberg De Tuimelare
L. Malfait: "Een herberg is altijd al een sociaal contactpunt geweest, maar vroeger was het volksvermaak in en rond een herberg veel intenser dan nu. Zo werd er gezongen (de 'zinginge'), waarbij één of meerdere personen hun ‘œuvre’ naar voren brachten en iedereen zong uit volle borst mee. Henri Vandenbroucke, de man van Flavie Samyn, een dochter uit de Tuimelare, en zonen Georges en Leon zongen "Daar bij die molen", en de derde zoon Maurice speelde erbij op een mondharmonica. Ze kenden maar één liedje... Er werd accordeon ('speelboek' genoemd) en mondharmonica gespeeld - vooral door de 2 zonen - en gedanst. De herbergen werden bezocht om te drinken, te zingen of te musiceren, maar evengoed om er mensen te ontmoeten en zich te ontspannen. Dat is op vandaag nog altijd zo. Er waren in het verleden allerhande herbergspelen, zoals kaarten, biljarten, vogelpikken, dobbelen, bollen, boogschieten, enz." Husberg accordeon uit het begin van de vorige eeuw (Bron: L. Malfait). L. Malfait: "In de herberg de Tuimelare kwamen mensen optreden zoals de familie Galle ("De Gallekens"), ook Moorsledenaars. Vader Camiel (1900-1962) was accordeonist, die speelde als straatmuzikant en in cafés. Zoon Remi (1924-1987) was 'accordeon' chef, zijn broers Roger (1929-1983), Marcel (1926-1993) en André (1934-2008) speelden respectievelijk accordeon, drum en saxofoon. De verplaatsingen gebeurden per fiets en per liedje betaalde men 5 frank. Ook Albert Sap (1924-1963) en zijn vrouw Marguerite Vandermeersch (1923-1982) uit de Statiestraat in Beitem toonden hun kunsten. Hij met de accordeon en zij was de drummer van dienst. De familie Vanwildermeersch uit Moorslede, "Flupkes" genoemd, leverde een muzikaal trio: Roger (accordeon), André (drum) en Juliën (saxofoon)". Feestende boeren in een herberg. Adriaen van Ostade, 1673. (© Wikimedia).
|