|
Noodhuisje opgetrokken na de 1ste Wereldoorlog. Oude Heirweg 43 (foto: Linda Malfait). Linda Malfait: "Na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was er in Moorslede haast niets meer dat nog overeind stond. De vluchtelingen die onmiddellijk na de oorlog terugkeerden konden nog niet rekenen op het Koning Albertfonds, want dat had pas geld in 1919. Met de moed der wanhoop probeerden de vluchtelingen een dak boven het hoofd te krijgen. Ze konden opteren voor het bewonen van een bunker of een andere militaire schuilplaats of om zelf iets te bouwen. Dat je bij dit laatste op zijn minst creatief moest zijn spreekt vanzelf. Probeer maar eens wat fatsoenlijks samen te flansen uit een puinhoop. Dus vertrokken ze naar het front om er alles wat nog enigszins bruikbaar was, meestal letterlijk, weg te slepen. De meest fortuinlijken hadden een kruiwagen, maar ook zij moesten ontelbare keren heen en weer rijden." "Het hierboven afgebeelde noodhuisje werd vlak na de oorlog gebouwd door mijn grootmoeder Marie Samyn (herberg 'Den Tuimelare') en haar broer Jules. Hun broer Camille was de timmerman van dienst. Het gebouwtje stond op een stuk grond, dat eigendom was van Bruno Pattyn, die aan dezelfde Oude Heirweg (in het huidige nr. 20) woonde, en het zelf ooit erfde van Jean, Virginie, August en Stephanie Herman. Jules Samyn en zijn gezin waren de eerste bewoners. Op 4 december 1926 verkocht Bruno Pattyn het huisje ("voor 700 franken") aan Alberic Jules Loyson en Zulma Lannoy. Dit gezin verkocht het huisje door ("voor 4.500 franks") op 6 mei 1930 aan het echtpaar Rene Messelis en Julia Pattyn. Op 30 januari 1982 werd de noodwoning een laatste keer verkocht aan Christian Decru en Linda Malfait, om gesloopt te worden." Foto van het noodhuisje in de sneeuw, genomen vanaf de Oude Heirweg (bron: Linda Malfait). "Het huisje had betonnen muren, waar zoveel ijzer in verwerkt was, dat het zelfs overeind bleef staan toen langs onder alle beton reeds weggekapt was. Op het zadeldak lagen er pannen. De ramen, voorzien van kleinhouten, werden afgesloten met groene houten luiken en het "kot", met toilet, werd er een hele tijd nadien pas bijgebouwd. Dit bestond uit "askestenen" en was bedekt met asbestplaten. Voordien was er langs de voorkant een konijnenhok terwijl het toilet al op zijn definitieve plaats erachter stond."
Luchtfoto met situering van het noodhuisje (rode stip) en van de vroegere herberg de Tuimelare (gele stip) (© Google Satellite View). L. Malfait: "Wat de indeling van de ruimte betreft: de voordeur gaf onmiddellijk toegang tot de woonkamer aan de rechterkant van het huisje. Daarachter was er een klein keukentje met de trap erin. Een achterdeur was er niet. Aan de linkerkant waren er twee slaapkamertjes. Van de laatste bewoners sliepen de ouders aan de voorzijde en daarachter de drie dochters. De twee zonen sliepen op zolder in een slaapkamertje gemaakt van opengebroken munitiekisten, met stro ertegen gebonden ter isolatie. De oudste zoon zei regelmatig dat zij in "het stalleke van Bethlehem" sliepen. Naast de slaapkamer boven werden er duiven gehouden." "Het huisje werd verwarmd met een "buizestoof". Op koude winterochtenden was naar verluidt de koffie in de kan bevroren en de inhoud van de "po" onder het bed ook. In de keuken werd het water van de gootsteen afgeleid naar een emmer buiten. Er was een voortuintje met een perelaar en een moestuintje aan de achterkant. Men kon het huisje te voet of per fiets bereiken langs een voetweg. Het stond een zeventigtal meter verwijderd van de Oude Heirweg."
WeetjesHouten noodbarak die na WO I stond aan de Oude Heirweg 14 (foto: Linda Malfait). L. Malfait: "Langs de Oude Heirweg, op het straatnummer 14, stond er na de 1ste Wereldoorlog ook een noodhuisje, helemaal in hout gebouwd. Het werd bewoond door een zekere Vandamme, die een tijdland in een psychiatrische instelling verbleven had. Op zekere dag lag hij verscholen in het maïsveld rond zijn huis en wachtte op zijn buurvrouw Mathilde Verfaillie. Van zodra hij haar zag, beschoot hij haar. Mathilde raakte gewond, maar ze overleefde de schietpartij. De hoepelvormige noodwoning in de Ten Bunderenstraat moet er ongeveer zo hebben uitgezien (foto: © Knack). L. Malfait: "In de Ten Bunderenstraat, waar nu de tweewoonst met de nummers 14 en 16 staat, was er na WO I een noodwoning 'met hoepels'. Daarin werd Georges Loyson geboren, die later ging wonen in de Kerkhofstraat 24 in Beitem.
|