Zoek op deze site met FreeFind

Verdwenen Duitse bunkers uit WO I

Voorbeeld van een bewaard gebleven Duitse bunker uit  WO I. Waterstraat 40 in Moorslede (Foto: Inventaris Bouwkundig Erfgoed Vlaanderen).
Bewaard gebleven Duitse bunker uit WO I, bij de hoeve in de Waterstraat 40, Moorslede. Beschermd monument
sinds 2017 (Foto: Inventaris Onroerend Erfgoed Vlaanderen).

Inleiding

A. Onze streek ligt bezaaid met materiele relicten/sporen uit de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) vele zichtbare en onzichtbare sporen van de Eerste Wereldoorlog De Westhoek ligt intensief bezaaid met grote en kleine sporen van de Eerste Wereldoorlog. In de Westhoek wordt men 'te velde' bijna lijfelijk met "den Grooten 0orlog" geconfronteerd, door de talrijke sporen in het landschap. Men krijgt de indruk dat de bunkers door de Duitsers lukraak willekeurig in het landschap werden neergezet. Dat komt omdat heel wat bunkers reeds tijdens WO I, maar vooral daarna zijn verdwenen. Maar aanvankelijk maakten al die betonnen constructies deel uit van een ingenieus/vernuftig verdedigingssysteem dat de Duitsers ontvouwden in onze streken, in het zuiden van West-Vlaanderen, achter de voormalige frontzone. Dat defensiesysteem bestond uit een aantal min of meer parallel lopende defensielinies, die werden uitgerold Het landschap in de brede omgeving van de Tuimelare was bezaaid met bunkers. Enorme hoeveelheid bunkers in gewapend beton werd gebouwd vanaf 1915 tot in 1918. Naar schatting zijn er in totaal meer dan 10.000 betonconstructies gebouwd van de Noordzee tot aan de Leie. De omgeving Moorslede telt momenteel nog heel wat bunkers uit de Eerste Wereldoorlog. De steenweg tussen Roeselare en Menen was heel belangrijk. Ook de spoorlijnen Roeselare - Moorslede - Passendale - Ieper, evenals de spoorlijn Roeselare - Beitem - Ledegem - Menen waren strategisch belangrijk. Daarom vormde de streek rond Moorslede een belangrijk gebied voor de vijandige troepen. De bunkers in Moorslede werden door de Duitsers gebouwd als uitkijkpost en als bescherming tegen de vijand. Vanaf 1916 verrezen er als belangrijk onderdeel van de Duitse verdediginglinies tal van bunkers in Moorslede . Het vlakke of glooiende landschap van de Westhoek wordt eveneens 'getooid' met talrijke zichtbare en onzichtbare bunkers en schuilplaatsen, evenals met mijnkraters van de zo verwoestende ondergrondse oorlogsvoering, die nu grotendeels vredige vijvers geworden zijn. De ondergrond in de leper- en Wijtschateboog is doorspekt met tunnels, galerijen, commandoposten of schuilplaatsen. Loopgravenstructuren zijn nog steeds af te lezen in het landschap of worden nieuw leven ingeblazen als toeristische bezienswaardigheid. Landbouwers stuiten nog vaak op massa's onontplofte oorlogsmunitie, met het risico er zelf slachtoffer van te worden. Hun weiden zijn vaak afgezet met zwijnestaarten, waaraan tijdens de oorlog het zo vervloekte prikkeldraad bevestigd was. Tegenwoordig zijn er nog steeds talloze van deze bunkers te vinden in de frontstreek . Tegenwoordig zijn er nog steeds talloze bunkers te vinden in de voormalige slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. Bunkers zijn materiële relicten van de Eerste Wereldoorlog, die vandaag nog talrijk aanwezig zijn in de frontstreek, net zoals militaire begraafplaatsen. Het zijn stille getuigen uit die roerige tijd. Ze vormen/zijn een tastbare herinnering aan deze gruwelijke periode in de geschiedenis. deze stenen relicten (sporen) uit WOI stille laatste getuigen, sporen in het landschap van de Eerste Wereldorlog. De betonnen militaire bolwerken zijn een tastbare herinnering aan deze gruwelijke periode in de geschiedenis. De frontstreek ligt bezaaid met plaatsen die in stilte getuigen van de gruwel van de oorlog: De Groote Oorlog (1914-1918) vormde niet alleen een scharniermoment in de (inter) nationale geschiedenis; de Eerste Wereldoorlog liet in het bijzonder in de Westhoek ook veel littekens na. Het gebouwenpatrimonium, maar vooral het landschap van de Westhoek blijft door de oorlog getekend. De Eerste Wereldoorlog hield Vlaanderen in de jaren 1914-1918 volledig in zijn greep. De oorlog had een immense impact op het dagelijkse leven van de bevolking. Het familiale leven geraakte totaal ontwricht: velen werden op de vlucht gedreven en zouden jarenlang ontheemd zijn. Vaders en zonen vochten mee aan het front en zouden niet meer of zwaar getekend door verwondingen en oorlogservaringen naar huis terugkeren. Nagenoeg iedereen leed onder de zware oorlogsomstandigheden, de honger, de koude,... Ziekte en dood waren nooit ver weg, angst en verdriet waren alom tegenwoordig. West-Vlaanderen werd volledig opgeslorpt door een jarenlange stellingenoorlog waarin Belgische en internationale troepen betrokken waren. Steden en dorpen werden er volledig van de kaart geveegd, het landschap van de Westhoek veranderde in een oorlogslandschap. Talrijke militaire verdedigingswerken en andere infrastructuur werden er aan en achter het front opgetrokken in functie van de oorlogsvoering. De ‘Groote Oorlog’ heeft de aard en het uitzicht van de Westhoek sindsdien bepaald. De oorlog bracht in Vlaanderen een brede waaier aan materiële sporen met zich mee, zowel in de frontzone als ver van het front verwijderd, zowel bouwkundig als landschappelijk als archeologisch van aard, zowel bedoeld voor militairen als voor burgers. De Westhoek, strijdtoneel van één van de meest bepalende internationale gebeurtenissen uit de 20ste eeuw, wordt zowel bovengronds als ondergronds, zowel zichtbaar als onzichtbaar, grondig getekend door de oorlog. De oorlog is deel gaan uitmaken van de identiteit van de Westhoek. Voor de inwoner van de streek zit het oorlogsverleden stevig ingebakken in de dagelijkse realiteit. En dan te bedenken dat de meeste bunkers zijn verdwenen, verloren gegaan. - Veel constructies raakten reeds (gedeeltelijk) vernield tijdens WO I zélf. reeds tijdens WO I zelf ( tijdens de Slag van Passendale (31 juli – 10 november 1917) werd Moorslede zwaar toegetakeld door de systematische beschietingen van de Britse artillerie. In en rond het dorp waren tegen de winter van 1917 raakten waren veel betonnen constructies vernield door het artilleriegeweld. , of bleven nog nauwelijks bruikbare bunkers over, overeind. . Tijdens het geallieerde offensief, gekend als de Derde Slag bij Ieper of de Slag bij Passendale (31 juli – 10 november 1917) kreeg deze streek Moorslede vele beschietingen te verduren. Moorslede takelde volledig af, toen het systematisch werd beschoten door de Britse artillerie, in een poging om de Duitse aanvoerlijnen en artilleriestellingen te verwoesten. Ook vele bunkers overleefden de systematische artilleriebeschietingen niet. Dat zou later ook zo zijn, in de herfst van 1918, tijdens het geallieerd slotoffensief. - na WO I raakten veel bunkers in verval - De meest hinderlijke constructies werden reeds kort na de oorlog gedeeltelijk of helemaal ontmanteld of afgebroken. De teruggekeerde boeren wilden hun boerderijen heropbouwen en hun velden bewerken en landerijen effenen, waarvoor de betonnen constructies plaats moesten ruimen. De meeste constructies werden reeds kort na de oorlog ontmanteld , omwille van de toen gegeerde ijzeren staven en betonstenen. en schroot er uit gehaald Het ijzer werd hergebruikt of verkocht. De brokstukken werden gerecycleerd dienden voor de verharding van secundaire wegen of het erf op de boerderij, of om granaattrechters ermee op te vullen. Het puin werd meestal gerecycleerd voor het aanleggen van wegen . - Een tweede golf van ontmantelingen vond plaats in de jaren '30. In 1929 bood de Belgische staat aan iedereen de gelegenheid om betonnen constructies kosteloos te laten opruimen, wat tot 1932 massaal gebeurde. De opruiming gebeurde meestal door gespecialiseerde firma's. - later, in de jaren dertig , werden tal van betonnen bunkers opgeblazen (vernietigd), gesloopt meestal door gespecialiseerde (o.m. enkele in opdracht van de Belgische overheid) In de jaren '50, toen bleek dat er opnieuw geld te verdienen was met oude metalen ten tijde van de Koreaanse Oorlog, zouden nog een tiental constructies opgeruimd worden. Vandaag de dag verdwijnen ze nog steeds, onder de mom van de vooruitgang. Dynamiet of voorhamer worden nu minder als procédé aangewend. Meestal wordt naast de constructie een put gegraven, waarin het bouwsel vervolgens gekanteld wordt. Toch nog aantal gered. Vaak waren deze pogingen tevergeefs, vooral wegens de wel erg degelijke kwaliteit van de betonwerken. Bijgevolg draagt Een groot deel van de overgbleven bunkers evenwel sporen van naoorlogse pogingen om de constructies uit de weg te ruimen. Gelukkig werden niet alle constructies afgebroken. Sommige Kregen een andere bestemming kregen, werden gebruikt voor andere doeleinden. - Sommige bouwwerken werden na de oorlog opnieuw in gebruik genomen, als voorlopige woning, stal of opslagplaats, als water- of beerput. Meteen na de oorlog waren er mensen die sommige bunkers integreerden in hun nieuwe woning als een soort prefabkelder. Bijv. in de Peemhutstraat en de Dadizeelsestraat. - vaak omdat ze te dicht bij bebouwing stonden en het dynamiteren ervan teveel risico's met zich mee zou brengen voor de omliggende huizen. - van somige bleven enkele resten bestaan, omdat de eigenaars bang waren voor eventuele schade (grondverzakking, barsten in de muren) aan hun woning tijdens de sloop ervan of omdat ze niet in de weg stonden. - De overgebleven bunkers werden bij het begin van WO II vaak gebruikt als schuilkelder voor de lokale bevolking. - Constructies in bossen of op openbare domeinen werden vaak ongemoeid gelaten. De meeste nog bewaard gebleven Duitse bunkers worden het vaakst aangetroffen bij boerderijen, waar ze tijdens de oorlog moeilijker te ontdekken waren. Gelukkig zijn Betonnen bunkers en schuilplaatsen kunnen in de meeste gevallen zondermeer ongemoeid gelaten worden. Ze kunnen doorgaans de tand des tijds verder doorstaan, zolang er geen sloophamers of kranen aan te pas komen. Ze vergen geen regelmatig onderhoud zoals andere oorlosrelicten zoals militaire begraafplaatsen. Ze kunnen in de weg staan, maar ze vragen niet veel geld voor onderhoud ervan (zoal dat wel het geval is van de militaire kerkhoven die allemaal op vele kleintjes samengebracht in enkele grote necropolen, om geld en ruimte besparen. Die financiele overweging speelt niet voor bunkers. En toegegeven. Ze zijn puur architectonisch geen lust voor het oog. Architectonisch kunnen ze niet de vergelijking doorstaan met een gotische kathedraal. Staan er wat plomverloren en verlaten bij, Bunkers Ook nu nog in hun voortbestaan zijn bedreigd. Vaak zijn ze door allerhande factoren, in precaire toestanden terechtgekomen. Indien geen adequate maatregelen worden genomen, liefst op korte termijn, zal een deel van dit waardevolle erfgoed langzamerhand uit het blikveld verdwijnen. Alleen al in Moorslede werden er door allerlei oorzaken in de loop der jaren tenminste 23 (waaronder enkele op de Tuimelarewijk) uit het landschap verdwenen. In héél de gemeente Moorslede (Dadizele inbegrepen) , hebben in totaal 25 bunkers het tot op vandaag overleefd. hebben overleefd. Slechts 3 ervan zijn beschermd als bouwkundig erfgoed door de Vlaamse overheid. moeten bewaard worden maar ze zijn onbetwistbaar stille getuigen van een Algemeen kan gesteld worden dat de bunkers uit het Duitse hinterland in de eerste plaats een culturele waarde hebben als getuigen van de Eerste Wereldoorlog, een internationale gebeurtenis bij uitstek. West-Vlaanderen was het strijdtoneel waar honderdduizenden mannen van heel verscheiden afkomst vochten en hun leven lieten. Tot op vandaag wordt deze oorlog internationaal herdacht. Die sporen dienen als materiële en historische getuigen van een dermate wrede en ingrijpende gebeurtenis gekoesterd te worden. Ze moeten bewaard en geduid worden voor het nageslacht, opdat ook de volgende generaties zouden inzien welk vreselijk drama zich hier heeft afgespeeld. Alleen al Puur historische reden Deze bunkers hebben een historische waarde omdat ze het resultaat zijn van een gekozen militaire strategie. Vele verdedigingswerken in het Duitse hinterland speelden een specifieke rol tijdens een slag of gevecht, zoals tijdens het geallieerde Bevrijdingsoffensief, toen de geallieerden er in slaagden de Duitsers uit de frontzone te verdrijven. Enkele bunkers op grondgebied stad Roeselare, Beitem, Vossemolen, Ledegem, Dadizele, en Moorslede bijvoorbeeld vormen een opmerkelijke getuigenis van belangrijke historische gebeurtenis, nl het bevrijdingsoffensief van de geällieerden in 1918.

Bunkers in Moorslede

Kaart met de locatie van de 13 nog bestaande Duitse WOI bunkers in Moorslede (Bron: Rik Lybeer).
1. Roeselaarsestraat 235 (Vierkaven) 8. Dadizeelsestraat 141
2. Kruisdreef 2 9. Dadizeelsestraat 9 (Strobome land)
3 - 4. Puitstraat 10. Strobomestraat 3
5. Peemhutstraat 1 11. Waterstraat 79
6. Iepersestraat 125 (Drogenbroodhoek) 12. Waterstraat 80
7. Dadizeelsestraat 1 (land) 13. Waterstraat 85
Kaart met de locatie van de 13 nog overeind staande Duitse WO I bunkers in Moorslede en Slypskapelle in 2008
(Bron: Rik Lybeer; Germain Bekaert. Van beton ... tot graniet. Moorslede, HKM, 2008, blz. 10).

In 2008 publiceerde Rik Lybeer, in samenwerking met Germain Bekaert, een boek onder de titel "Van beton … tot graniet - Stenen getuigen van WO I in Moorslede en Slypskapelle" (Uitgave van de Heemkundige Kring Moorslede) met daarin (pp. 9 - 26) een inventaris van alle Duitse betonnen bunkers uit de Eerste Wereldoorlog op het huidige grondgebied Moorslede (uitgezonderd Dadizele). R. Lybeer telde toen 13 nog bewaard gebleven bunkers (zie de hierboven staande kaart met onderschrift). Daarnaast gaf hij een lijst van 23 verdwenen bunkers, waaronder zeker 3, en wellicht 4 of misschien zelfs 5 op de Tuimelare. Ter aanvulling nog dit: in de deelgemeente Dadizele stonden er tijdens WO I ruim 30 bunkers, waarvan er nog 13 zijn bewaard gebleven.

Verdwenen bunkers op de Tuimelarehoek

De plaatsen van de verdwenen Duitse bunkers, aangeduid met blauwe stip.
Bunker 1- Oude Heirweg 61; bunker 2 - Een wei langs de Oude Heirweg; bunker 3 - Tuimelarestraat 11; bunker 4
- Tuimelarestraat 26 (rode stip); bunker 5 - Knaagreepstraat 1 (gele stip).

Linda Malfait: "In onze wijk de Tuimelare stonden er tijdens Wereldoorlog I ook enkele Duitse bunkers in gewapend beton. Over het preciese aantal heerst evenwel enige onduidelijkheid. Ze werden later gesloopt en leven bijgevolg enkel nog voort in de herinnering. Op de lijst met Duitse bunkers die Leon Bonte (burgemeester van 1895 tot 1925) samenstelde na de Eerste Wereldoorlog staan er 3 vermeld op de Tuimelarehoek. Rik Lybeer heeft het in de bijlage van zijn boek "Van beton … tot graniet - Stenen getuigen van WO I in Moorslede en Slypskapelle" (2008, pp. 57-58) over 13 bestaande en 23 verdwenen bunkers. Volgens de beschikbare bronnen stonden 5 verdwenen betonnen constructies opgesteld langs straten die deel uitmaken van de huidige Tuimelarewijk. Zeker 3 ervan van stonden op Tuimelaars grondgebied, maar slechts van één kennen we de preciese locatie. Het loont daarom de moeite om ze alle vijf apart de revue te laten passeren."

  1. Oude Heirweg 61. "Er stond een Duitse bunker op de wei bij deze hoeve, tussen de zijtak van de Oude Heirweg en de Schouthoek. Hij was 9,5 meter lang en 7,8 meter breed en werd op 23 december 1931 afgebroken. Over de preciese plaats van het bouwwerk zijn geen gegevens bekend."

  2. In een wei langs de Oude Heirweg. "Op de hoek van de Oude Heirweg met de Tuimelarestraat stond tijdens WO I een Duitse bunker. Deze constructie bevond zich ongeveer halfweg en in het midden van een strook weide, aldus twee plaatselijke getuigen, mijn mama Anna Grymonprez en ook Georges Wyffels. De familie van Georges woonde in het dichtsbijzijnde huis, naast de wei. Die mensen herinnerden zich dat, bij het terugtrekken van de Duitse troepen in 1918, een soldaat aan een mitrailleur werd gebonden, die zoveel mogelijk slachtoffers moest maken, vooraleer hij zelf ook het loodje zou leggen. Sympathiek van zijn krijgskameraden!! Hij werd ter plaatse begraven. Bij haar terugkomst uit Frankrijk merkte de familie Wyffels dat er een voet van de Duitse soldaat boven de grond uitstak...

  3. Tuimelarestraat 11. "Bij deze hoeve stond ooit een een Duitse bunker. Op grondgebied van de Tuimelare, dat staat vast. Maar verdere gegevens ontbreken."

  4. Tuimelarestraat 26. "Nabij deze hoeve bouwden de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog een bunker, op de hoek van de Tuimelarestraat en de Breulstraat. Maar meteen rijst de vraag: aan welke kant? Als de bunker stond op de hoek richting St.-Pieter, dan bevond die zich op Tuimelaars grondgebied. Maar als die stond op de hoek richting Moorslede-centrum, dan komt die niet in aanmerking voor deze lijst. Deze bunker is dus een randgeval, maar wordt door ons - voorlopîg? - met graagte ingelijfd..."

  5. Knaagreepstraat 1. "Bij de hoeve op dit adres was er tijdens WO I een Duitse bunker, die op 17 maart 1932 werd gesloopt. Men zou spontaan geneigd zijn om deze boerderij te laten deel uitmaken van de Tuimelarehoek, omdat alle andere huizen in de straat ertoe behoren. Temeer omdat de toegangspoort van deze hoeve zich situeert langs de Knaagreepstraat. Maar in de 19de eeuwse Atlas der Buurtwegen stond de hoeve niet afgebeeld op de Tuimelarehoek, maar wél op de Knaagreephoek. Na de Eerste Wereldoorlog werden de bewoners ervan, op de microfiches in het gemeentehuis van Moorslede, gerangschikt onder de Koekuithoek. Maar niet getreurd! Het hangt er maar vanaf waar de bunker zélf zich situeerde. Dat kan net zo goed op het grondgebied van de Tuimelare als van de Koekuit zijn geweest! Bij wie kan men nu, ruim een eeuw later, nog aankloppen om hierover uitsluitsel te krijgen? Ook deze bunker is een grensgeval, zoals de vorige op deze lijst."

Van opmars naar front (loopgraven)

Duitse stafkaart met de Duitse frontlijn (blauw) en frontlinies Albrecht-Stellung en Wilhelm-Stellung, eind 1916 (MMP)
Duitse stafkaart met de frontlinies, eind 1916. Links de geallieerde (in het rood) en Duitse frontlijn (in het blauw).
Verder oostwaarts de Duitse verdedigingslinies 2. Albrecht- Stellung en 3. Wilhelm-Stellung (Bron: MMP).

Verloop WO I
Eerste Slag van Ieper (19 Oktober - 22 November 1914)
Tweede Slag van Ieper (22 April - 25 Mei 1915)
Slag van Mesen (7 - 14 Juni 1917)
Derde Slag van Ieper (Slag van Passchendaele), (31 Juli - 10 November 1917)
Vierde Slag van Ieper - Slag van de Leie (9 April - 29 April 1918)
Slag van Ieper (28 September - 2 October 1918)

Duitsers tijdens de eerste oorlogsmaanden dachten ze hoopten de oorlog te winnen, vooral offensief, terrein veroveren. Na de eerste slag om Ieper (19 October - 22 November 1914) bleef de stad in geallieerde handen, de aanvallende troepenbewegingen vielen stil en beide partijen groeven zich in in een front rond Ieper. Dat front tekende zich ten oosten van deze stad af in een wijde uitstulping, de zogeheten Ieperboog (Ypres Salient). Aan deze wijde Ieperboog zal de volgende vier jaar blijvend strijd gevoerd worden tussen Britten en Duitsers. Na het vastlopen van het front rond Ieper in 1915 dachten de Duitsers aan het het westelijk front defensief. Het aanvalsgerichte denken plaats gemaakt voor een defensieve houding. Van zodra de bewegingsoorlog vastloopt, graafden beide legers zich in. Aanvankelijk wordt er één ondiepe, slecht uitgebouwde gevechtsloopgraaf uitgegraven, Toen de bewegingsoorlog in het najaar van 1914 stabiliseerde, zou het verdedigingssysteem van beide partijen aan het front sterk evolueren. Toen de stellingenoorlog vastgelopen was, begonnen beide partijen zich tegenover elkaar in te graven in een ononderbroken systeem van loopgraven. Loopgraven ontwikkelden zich van zeer tijdelijke, rudimentaire schuilputten, die door middel van gangen aan elkaar gegraven werden tot sterk uitgebouwde loopgravenstelsels. Deze werden voorzien van prikkeldraadversperringen, mitrailleurs en scherpschutters. maar gaandeweg ontstaat een loopgravensysteem met meerdere lijnen ("Stellungen"), die elk bestaan uit verschillende loopgraaflinies ("Linien"). Tussenin lopen verbindingsloopgraven die zo veel mogelijk bescherming moeten bieden voor de aflossingen, en aanvoer en afvoer van materiaal en manschappen. In die loopgraven aanvankelijk primitieve schuilplaatsen werden verstevigd met voorhanden zijnde afbraakmaterialen, leken op wat men in de volksmond noemt een "abri". Door de beschietingen verdwijnen wel de belangrijkste schuilplaatsen op het terrein. In het najaar van 1914, toen het front wat gestabiliseerd raakte na de Slag aan de IJzer en de Eerste Slag bij leper, werden schuilplaatsen en bunkertjes opgetrokken met afbraakmaterialen van vernielde gebouwen, met boomstammen, dikke lagen aarde, e.a. Deze primitieve bouwsels werden in de loop van de stellingenoorlog verbeterd of vervangen. Tijdens de loopgravenoorlog van de Eerste Wereldoorlog werden de dug-outs aangelegd als geïmproviseerde bunkers binnen een gevechtslinie ( loopgraaf ). Ze dienden als troepenonderkomen en boden slechts minimale bescherming. Ze werden meestal in de grond geslagen en vaak alleen met hout, de eenvoudigste prefab betondelen of golfplaten aan de grond vastgezet. werd later meer en meer beton gebruikt, dat bovendien steeds vaker werd verstevigd met ijzer of staal (gewapend beton). betonbunkers, het doel van de artilleriebeschieting, blijven overeind. Het bouwen van betonnen constructies vergde grote logistieke voorzieningen: de grondstoffen moesten aangevoerd worden, het beton moest ter plaatse aangemaakt worden, de houten bekisting moest ineen getimmerd worden en dergelijke meer, en dit zonder dat de vijand lucht kreeg van deze bouwactiviteiten. Het construeren van betonnen verdedigingswerken is een complexe onderneming, zeker aan het front in volle oorlogstijd: de materialen moeten aangevoerd worden, een gietvorm moet geconstrueerd en eventueel met ijzer of staal versterkt worden, het beton moet gemengd en gegoten worden en vervolgens voldoende tijd kunnen uitdrogen, enz. Dit allemaal dient te gebeuren zonder dat de vijand iets opmerkt. Hoe dichter bij het front, hoe groter de kans dat er van een linieverband geen sprake (meer) is. Dit heeft te maken met het feit dat het dichtbij het front logistiek gezien niet evident was om stevige betonnen constructies op te trekken als onderdeel van een uitgebreid liniesysteem. De alziende vijand en beschietingen verhinderden grote bouwwerkzaamheden. Ten gevolge van de oorlogsgebeurtenissen werden veel constructies in de frontzone bovendien kapotgeschoten. Vele constructies in de nabijheid van de frontlinie zijn minder stevig opgetrokken dan betonnen verdedigingswerken verder van het front, onder meer omwille van deze logistieke problematiek. Voor constructies in de frontzone werd trouwens vaak gebruik gemaakt van prefab elementen, waarmee een constructie veel sneller opgetrokken kon worden. Vandaar dat er soms geopteerd werd voor constructies die opgetrokken werden met geprefabriceerde betonstenen, die ter plekke met ijzeren staven verankerd konden worden. De Duitsers gebruikten vaak dergelijke betonstenen in hun eerste linie. In Wervik hadden ze een pionierspark opgericht, waar deze stenen vervaardigd werden. Dergelijke constructies met betonstenen bleken echter minder bestand tegen zware artilleriebeschietingen.

Onderdeel van een doordacht Duits defensiesysteem

De Duitse verdedigingslinies ten oosten van Ieper. Midden 1917 (bron: Wikimedia commons).
De Duitse verdedigingslinies ten oosten van Ieper. Midden 1917 (Bron: Wikimedia commons).

Het systeem van loopgraven zou in de laatste oorlogsjaren verlaten worden. Onder druk van de groter wordende kracht en intensiteit van de artilleriebeschietingen werd het moeilijker om een loopgravenstelsel in stand te houden. Door de massale inzet van de mitrailleur was de vorming van een aaneengesloten lijn trouwens minder noodzakelijk geworden. In de laatste oorlogsjaren werd het bovendien door een gebrek aan manschappen steeds moeilijker om een volledige lijn te bezetten. Goed gepositioneerde betonnen militaire posten boden een ‘efficiënt’ alternatief. Langzamerhand werd duidelijk dat één stelling te weinig was en dat een verdediging in de diepte diende uitgebouwd te worden aan de hand van meerdere opeenvolgende stellingen aan de Oostkant van het Ieperfront. soort van bufferzones Stellingen met bunkers werden in de diepte uitgebouwd op goed verdedigbare hoogtes, van waaruit kleine gevechtsgroepen elkaar konden dekken met mitrailleurs. Op de Westvlaamse heuvelrug lagen de Flandernstellungen. Daarom beginnen ze op de goed verdedigbare heuvelrug ten oosten van Ieper met de uitbouw van een heus verdedigingsnetwerk in de diepte. Speciale genietroepen worden belast met het uitbouwen van opeenvolgende verdedigingslinies. Na de Tweede Slag bij Ieper (22 april – 24 mei 1915) hadden de Duitsers bijna overal de goed verdedigbare hoogtes van de midden-Westvlaamse heuvelrug ingenomen, wat een groot voordeel was t.a.v. de geallieerden op lager gelegen posities. Vanuit hun hoger gelegen stellingen konden ze namelijk de vijand nauwlettend in het oog houden en desnoods onder vuur nemen. Bovendien konden ze uit het zicht van de vijand stellingen met betonnen verdedigingsconstructies bouwen, wat ze vanaf de zomer van 1915 massaal deden. De Duitsers gingen vervolgens over tot de bouw van versterkte linies met betonnen verdedigingsconstructies, parallel achter het front. startten de Duitsers met de aanleg van een verdedigingssysteem in de diepte, met opeenvolgende stellingen. Ze begonnen aan de uitbouw van een ingenieus verdedigingssysteem, heus verdedigingnetwerk in de diepte, bestaande uit een opeenvolging van verscheidene verdedigingslinies (bestaande uit zes opeenvolgende Stellungen (= linies). In de periode 1915-1917 bouwden de duitsers een defensiesysteem in de diepte uit, bestaande uit 6 opeenolgende linies Het betrof een doordacht systeem van betonnen mitrailleursposten, gevechtsposten, commandoposten en communicatieposten. Talloze rijen prikkeldraad, mitrailleursnesten en bunkers volgden sterk de topografie en verbonden de meest strategische landschapselementen. Dit Duits verdedigingssysteem bestond uit zes stellingen, die over de hoogste punten van de midden-Westvlaamse heuvelrug liepen: Tussen het Ieperfront en Passendale lagen aan het begin van de Derde Slag bij Ieper vier actieve stellingen. de frontlinie, de Albrechtstellung, de Wilhelmstellung, Flandern I, Flandern II Flandern III

De twee linies achter het front

Een op de Duitsers veroverde  (bron: Wikimedia commons).
De Duitse verdedigingslinies ten oosten van Ieper. Midden 1917 (Bron: Wikimedia commons).

Foto. januari 1916 WO I Verdun.

In de winter van 1915-16 werd begonnen met de twee verdediginglinies (Stellungen) achter op enige afstand van het front rond Ieper. Beide bestonden uit een stelsel van loopgrachten en schuilplaatsen, die liepen achter het front.

- Albrecht Stellung

(genoemd naar hertog Albrecht von Württemberg, bevelhebber van het Duitse 4de Leger (4. Armee), in België tijdens WO I). 1915 (2de helft) -1916.

- de Wilhelmstellung, (vanaf lente 1916, genoemd naar de toenmalige Duitse keizer Wilhelm II).

De twee Flandern-Stellungen, voorzien van talloze bunkers

Daarachter, op de Westvlaamse heuvelrug lagen de zogeheten Flandernstellungen Flandern I en II . Daarna waren er de Flandern I en II Stellungen, samengesteld uit talrijke bunkers. vooral bestaande uit bunkers De daaropvolgende twee Flandern-Stellungen waren eerder bunkerlinies. De Flandern I-stelling, die in hoofdzaak een bunkerlinie is, krijgt zo vorm. twee bunkerlinies, bunkergordels (uitgebouwd in 1917) op de Westvlaamse heuvelrug Die zouden een belangrijke rol spelen in het verloop van de Derde Slag bij Ieper (Slag van Passenschaele) in 1917. Een Stellung bestond uit een verzameling van mitrailleurposten, prikkeldraad en bunkers. zo opgesteld dat ze binnen elkaars schutsbereik stonden. De bunkers staan zo dat ze elkaar kunnen zien en ondersteunen, en soms met elkaar verbonden zijn (bijv. ondergronds). De meeste waren in clusterverband (dambordpatroon) aangelegd, waardoor de ene constructie de andere met mitrailleurvuur kon dekkken. Ze werden vaak gebouwd in clusters, waardoor een bijna ondoordringbare verdediging ontstond. De bunkers staan zo dat ze elkaar kunnen zien en ondersteunen. Er staan duizenden bunkers, verscholen in ruïnes van boerderijen, of overdekt met aarde (kazematten). De bunkers staan zo dat ze elkaar kunnen zien en ondersteunen, Prikkeldraadversprerringen, soms vele meters breed. Metersbrede prikkeldraadversperringen ervoor geplaaatst. Friese ruiters Deze stelling werd uitgebouwd met prikkeldraadversperringen. Metershoge prikkeldraadversprerringen zijn zo geplaatst dat ze de aanvaller vijand in valstrikken lokken.

  • Flandern I-Stellung (gebouwd tussen eind 1916 - mei-juni lente 1917), Ze loopt min of meer in noord-zuidelijke richting. Verschillende ‘Mittelriegels’ en de Flandern II-stelling sluiten er op aan. Lijn tracé ervan: Zarren , Houthulst, Westrozebeke, Broodseinde, voorbij Beselare, Kruiseke en Wervik tot over de Franse grens Naar het noorden (aan uw rechterkant) loopt ze voorbij Westrozebeke en Houthulst tot aan Zarren. Zuidelijk gaat het richting Broodseinde, voorbij Beselare, Kruiseke en Wervik tot over de Franse grens. Wanneer midden 1917 de strijd losbarst, is deze stellingen nog in volle opbouw. In feite waren enkel de delen nabij Passendale, Zonnebeke en Beselare min of meer afgewerkt. Dat komt omdat de Duitsers wisten dat de heuvelrug bij een aanval van groot belang is. Ze willen die dan ook als eerste afwerken. De overige delen bestaan midden 1917 grotendeels uit namaak loopgraven en constructies om de vijand te misleiden.

  • Flandern II. De Flandern II Stellung (oktober 1917). De Flandern II Stellung strekte zich uit van 's Graveneik, Stadenberg, Westrozeke, Passendale, Droogenbroodhoek, Keiberg, Beselare tot Kruiseik en verder. Liep door grondgebied Moorslede, aan de westkant. Moorslede kwam in 1917 achter de Flandern II Stellung te liggen, Vanaf 1916 verrezen er tal van bunkers in en rond Moorslede. In het najaar van 1917, tijdens het grootschalig geallieerd offensief toen de Derde Slag bij Ieper in volle hevigheid woedde, waren beide stellingen op grondgebied Moorslede weinig uitgebouwd, aldus de beschikbare loopgravenkaarten.

    Riegels

    Tussen beide "bunkerlinies" Stellungen Flanders I en II liepen enkele Riegels (= dwarsstellingen, verbindingslinies), kleinere tussenstellingen en geïsoleerde verdedigingsposten die versterkte bruggen vormden tussen de stellingen., en van waaruit in de flank kon aangevallen worden bij een eventuele doorbraak, Deze linies waren onderling verbonden met Riegels (= dwarsstellingen, verbindingsstellingen). ‘Riegels’ of kleinere vormden versterkte bruggen tussen de stellingen. Uiteraard waren naast die "bunkerlinies" tussenin heel wat plaatsen als versterkte plaatsen uitgebouwd (tussenstellingen) - waar dit om geografische redenen opportuun was - of omdat er reeds een constructie aanwezig was. Die constructies waren heel dikwijls hoeves, waarin min of meer gecamoufleerd, bunkers werden ingebouwd. Daarom staan het op de Britse stafkaarten militaire kaarten vol "farms". Er is Sinner Farm, gebruikt als codenaam voor een duitsde bunker in de weide van een hoeve in de Waterstraat 80, ten westen van de weg roeselare-Menen. - In Moorslede was er de Moorslede-Riegel; Deze kwam van Dadizelehoek (Ledegem) en liep richting Waterdamhoek. - de Moorslede Riegel die verder liep langs de zuidwestelijke rand van Ledegem,. - In Moorslede was er ook de Staden-Riegel, tussen de Vierkaven - Westrozebeke - Staden liep.

  • Artillerie-Schutz-Stellung, werd aangelegd achter, ten oosten van de Flandern II Stellung. (1917) Deze beschermende geschutslijn Die kwam van Stadenberg en liep verder via Westrozebeke en Pottegemsgoed tot net ten oosten van de dorpskern van Moorslede en vervolgens zuidwaarts richting Spriethoek en Strooiboomhoek. Ten noordoosten van Waterdam was er een aftakking (de Moorslede Riegel langs de zuidwestelijke kant van Ledegem) en liep verder langs de zuid-westelijke rand van Dadizele. Deze artilleriestelling was in oktober 1917 nog niet voltooid, en bestond op grondgebied Moorslede vooral uit prikkeldraadversperringen.

Keerpunt: Slag van Passchendaele (31 Juli - 10 November 1917)

De geallieerden zouden tijdens de Derde Slag bij leper (31 juli-10 november 1917) op pijnlijke wijze moeten ervaren hoe efficiënt dit Duitse verdedigingssysteem was. Tijdens het grootschalige geallieerde offensief, dat gekend is als de Derde Slag bij Ieper of Passchendaele (zie verder), zouden de geallieerden ondervinden hoe moeilijk het is deze Duitse stellingen met zijn talrijke betonnen militaire posten te doorbreken. De voorste stellingen zullen uiteindelijk tijdens de Derde Slag bij Ieper veroverd worden, en ook de Flandern I stellung wordt op enkele plaatsen doorbroken. Door opmars van de geallieerden eind september en begin oktober nabij Passendale uiteindelijk een stuk frontlijn dooorbroken. Werd begin oktober 1917 het stuk tussen Westrozebeke en Reutel -Beselare veroverd dr Britten. Maar verder zullen de geallieerden niet geraken.

Flandern III Stellung

Duitse stafkaart met de verdedigingslinies in onze streek, halfweg 1917 (Bron: München, Bayerisches Hauptstaatsarchiv, Abt. IV Kriegsarchiv)
Stafkaart met de Duitse verdedigingslinies Flandern II en Flandern III in onze streek, halfweg 1917 (Bron: München,
Bayerisches Hauptstaatsarchiv, Abt. IV Kriegsarchiv. Pioniere Höhere Stäbe (WK).

(deze was in het najaar van 1917 nog steeds in opbouw). Het tracé van de Flandern III Stellung werd op 15 juni 1917 vastgelegd: deze stelling sloot ter hoogte van Edewalle (bij Kortemark) aan bij de meer noordelijk gelegen Flandern I Stellung en liep verder over Kortemark, ten westen van Hooglede, ten westen van Roeselare via De Ruiter (bij Roeselare) naar Beitem, ten westen van Moorsele, Wevelgem, Moeskroen en ten oosten van Rijsel tot Lesquin. Sluit aan bij de Flandern I Stellung nabij Edewalle (Kortemark) en liep verder over Kortemark, West-Hooglede, west-Roeselare over De Ruiter tot Beitem, vandaar naar west-Moorsele, Wevelgem, Moeskroen, oost-Rijsel naar Lesquin. Op 1 oktober 1917 kreeg de op 15 juni 1917 opgericht Gruppe Gent de opdracht om de bouw voor te bereiden van de Flandern III Stellung tussen de spoorlijn Ieper-Roeselare en de weg Ledegem-Sint-Eloois-Winkel en de aansluitende Riegel tussen de Flandern III Stellung en de Flandern II Stellung tussen Ledegem en Geluwe. Behalve Pioniere en andere militaire eenheden werden ook Belgische arbeiders ingezet bij de uitbouw van deze stelling. De nadruk lag op de bouw van betonnen bunkers, in eerste instantie commandoposten en artillerie-observatieposten. Op 1 oktober 1917 start de constructie ervan tussen der spoorlijn Ieper-Roeselare en de weg Ledegem-St.Eloois winnkel Tegelijk starten de werken op de verbindingslijn tussen de Flanders III stellung enerzijds en de Flandern II stellung tussen Ledegem en Geluwe anderzijds. Liep langs oostkant van Moorslede, een stuk van de Tuimelare Deze lijn liep dus ook over het grondgebied van Moorslede (dwars door de Tuimelare en Beitem) Moorslede lag in 1917 tussen II en III Flandern Stellung Deze Flandern III Stellung passeerde net ten noordoosten van de kruising van de baan Moorslede-Roeselare met spoorlijn 64 om vervolgens ten noorden van Beitem opnieuw zuidwaarts af te draaien. Het is onduidelijk in hoeverre deze stellingen hier uitgebouwd waren ten tijde van de Derde Slag bij Ieper. Op de Duitse stafkaart van 6 oktober 1917 staan ook nieuwe stellingen uitgestippeld: zo werd er voorzien dat de Staden-Riegel, een grendelstelling die de Artillerie-Schutz-Stellung kruiste ter hoogte van Westrozebeke, net ten noordoosten van Vierkavenhoek een aanknoping moest vinden bij de Flandern III Stellung.

Duitse stafkaart. Moorseele-Nord. 12 februari 1918 (Coll. McMaster University. Hamilton, Canada.
Duitse stafkaart van 12 februari 1918. De Flandern I Stellung liep doorheen De Tuimelare en Beitem. Rechts
de beschermende artillerielijn (Bron: WWI Trench Maps. McMaster University. Hamilton, Canada).

Flandern III op 26 november 1917 omgedoopt tot Flandern I Stellung)

De aanleg van de nieuwe 'Flandern I Stellung' was gestart in de winter van 1917/1918, na de Derde Slag bij Ieper. op 26 november 1917 herdefineerden de Duitsers volledig.: Flandern I (de vroegere Flandern III) en Flandern II (vroegere Flandern IV) De Flandern III Stellung werd herdoopt tot Flandern I Stellung en passeerde nog steeds net ten noordoosten van de kruising van de spoorlijn Ieper-Roeselare met de baan Moorslede-Roeselare. De Flandern I Stellung werd tot aan Sint-Pieter uitgebouwd met stukjes loopgraaf, vele prikkeldraadversperringen en bunkers. Reden van deze verandering. Eens de Derde slag bij Ieper eind november doodbloedde bij Passendale, was de frontsituatie grondig gewijzigd, waardor ook de stellingen dienden herbekeken te worden. Toen het geallieerde offensief (Derde Slag bij Ieper) stilviel in november 1917, diende het verdedigingssysteem herbekeken te worden, aangezien de frontsituatie sterk gewijzigd was. Nadat de Derde Slag bij Ieper in november 1917 doodgebloed was bij Passendale, was de frontlijn grondig gewijzigd. Er dienden nieuwe stellingen uitgestippeld en uitgebouwd te worden. Hertekening vereist In het Duitse hinterland (West-Vlaanderen), de voormalige frontzone, wijzigde de aanleg van de bunkerlinies meermaals door de evolutie van het oorlogsgebeuren, en zijn bovendien heel wat bunkers verdwenen waardoor deze bunkerlinies niet zo evident meer te onderscheiden zijn. Die linies zijn nu al evenmin evident te onderscheiden, omdat de aanleg ervan meermaals wijzigden verschoven door de evolutie van het oorlogsgebeuren. Die verschuivingen kan men nog het best zien is op de stafkaarten, die door het Duitse leger en de geallieerden maakten. De stellingen dienden steeds weer opnieuw te worden aangepast naar gelang het verloop van de oorlog. De Flandern I en Flandern II Stellung werden opgedoekt. In een legerbevel van 26 november 1917 werden de voormalige Flandern I Stellung van de kust tot Zande, de derde verdedigingslinie van Zande tot Werken, de Diksmuide-Roeselare-Riegel en de voormalige Flandern III Stellung van Roeselare tot aan de Ledegem-Wervik-Riegel officieel herbenoemd tot de Flandern I Stellung. werden voortaan officieel Flandern I Stellung genoemd: - de derde defensielijn van Zande tot Werken - Diksmuide-Roeselare Riegel - de Flandern III Stellung van Roeselare tot de Ledegem-Wervik Riegel Het zuidelijk deel van Flandern II Stellung (in de sectoren Menen en Kezelberg) werden in de winter van 1917-18 opgenomen in de nieuwe Flandern I Stellung Ze bestonden beide uit samengeteld 84 bunkers. De constructie van de nieuwe Flandern I Stellung was klaar begin 1918. De bevelen hiertoe werden in december 1917 uitgevaardigd. Wellicht zijn de werkzaamheden aan de Flandern I Stellung in het voorjaar van 1918 beëindigd. Er werden eveneens een aantal nieuwe Riegel (grendelstellingen) in het leven geroepen. De uitbouw van de nieuwe Flandern I Stellung tot aan de Artillerie-Schutz-Stellung en de nieuwe grendelstellingen werd toegewezen aan de Gruppen (legerkorpsen van de frontsectoren). Iedere Gruppe kreeg een staf van een Pionier-Bataillon als Baustab rückwärtiger Stellungen om de werkzaamheden te leiden. verscheidene Riegels (verbindingslinies) van de vroegere Flandern II Stellung werden geintegreerd in Flandern I Stellung, o.m. Roeselare Riegel, Moorslede Riegel, Ledegem-Riegel, Menen Riegel deze Riegels vormden een Artillerie Schutz Stellung van de NIEUWE Flandern I Stellung De Moorslede Riegel bleef behouden. Er werd een Moorslede-Riegel uitgestippeld die ter hoogte van De Ruiter aftakte van de Artillerie-Schutz-Stellung rond Roeselare en ten noorden van Moorslede uitmondde bij de Flandern I Stellung. Deze Moorslede Riegel passeerde net ten westen van de kruising van de spoorlijn Ieper-Roeselare met de baan Moorslede-Roeselare. Onder meer de 8. Reserve-Pionier-Kompagnie 89 hielp in februari 1918 mee met het optrekken van diverse betonnen constructies langs deze Moorslede-Riegel. Deze pioniereenheid diende in deze periode ook een Feldbahn ten behoeve van de artillerie aan te leggen ter hoogte van Colliemolenhoek en Vierkavenhoek. De Flandern I Stellung liep van Menen tot Handzame als een soort laatste verdediging bij eventuele doorbraken. De Flandern I-Stellung (1918) liep van Handzamevaart over Hazewinde en de Vossenberg, verder naar het westen van Hooglede-centrum, het Gemeenhof, de Mot, en van Noord naar zuid, de Vierkaven, de Koekuithoek, de Tuimelarehoek, tot Moorslede, met een aftakking naar Sint-Pieter (Ledegem), verder slypskapelle en Dadizele Later in 1918, werd, achter de Flandern I verdediginglinie, een achterliggende beschermende Artillerie-Schutz-Stellung gebouwd een Artillerie-Schutz-Stellung, waarin een aantal nieuwe betonnen bunkers dienden gebouwd te worden. Op diezelfde 26 november 1917 werd Schwarze Linie (= de Artillerie Schutz Stellung van de Flandern IV Stellung) wordt geintegreerd in de Flandern I Stellung, wordt Artillerie Schutz Stellung van de NIEUWE Flandern I Stellung Schwarze Linie (vanaf 26 november 1917: de Artillerie Schutz Stellung van Flandern IV wordt Artillerie Schutz Stellung geiutegreerd in Flandern I. Later, in 1918, werd nog een 6de artillerie-ondersteuningslijn , de 'Artillerie-Schütz-Stellung ', gevormd, die ten oosten van Beitem liep. Deze lijn omvatte loopgraven, mitrailleursnesten, veel prikkeldraadversperringen en een aantal bunkers, waarvan de meeste echter onafgewerkt bleven. De Flandern I Sellung werd aangelegd vanaf 1917 na de derde slag van Ieper als een soort laatste verdediging bij eventuele doorbraken. De Flandern I (en achterliggende Artillerie-Schutz-Stellung) op ongeveer vijf kilometer achter de Vlaamse heuvelrug gelegen, was in de eerste plaats bedoeld om Roeselare te beschermen en bestond uit goed gecamoufleerde betonnen constructies. Deze stellingen, en dan vooral de Flandern II en Flandern I, zouden de geallieerde opmars tijdens het Geallieerde Bevrijdingsoffensief aanzienlijk vertragen en veel bloedvergieten veroorzaken. In Moorslede maakten de mitrailleurbunkers en de betonnen schuilplaatsen deel uit van de Flandernstellungen die dienden om in 1918 Roeselare, dat een knooppunt was van het Duitse 4de leger, te beschermen tegen een aanval van geallieerde troepen. De Flandern I stellung stuitte geallieerde opmars in de buurt van Roeselare (o.m. door bunker 32 op de westring naast kerhof van Roeselare) De Flandern I stellung m.n. om Roeselare beschermen. Deze raakte niet voltooid en kon het later het geallieerd slotoffensief behoorlijk vertragen maar niet tegenhouden. Deze stelling was vooral opgevat als een stelling om Roeselare te verdedigen, het zenuwknooppunt van het Duitse Vierde Leger in Vlaanderen. Roeselare vormde het knooppunt waar belangrijke aanvoerlijnen van het hinterland bijeenkwamen, waaronder de baan Roeselare-Menen, de spoorlijnen Roeselare-Kortrijk en Roeselare-Menen en het kanaal Roeselare-Leie. Deze stelling was niet voltooid toen het geallieerde Bevrijdingsoffensief eind september 1918 losbarstte. Maar deze stelling werd door de geallieerden flink onderschat en zou hen veel bloedvergieten kosten. De Flandern I stellung speelde een grote rol in het bevrijdingsoffensief van 1918. Hier liep de bloedige aanval van de Belgen vast van 29/9 tot 14/10, de dag dat Roeselare bevrijd werd. Deze omgeving werd tijdens het Geallieerde Bevrijdingsoffensief pas op 14 oktober 1918 veroverd. De Flandern I Stellung stuitte gealliëerde opmars in de buurt van Roeselare (o.m. door bunker R32 op de westring naast kerkhof) De verovering van deze regio rond Roeselare tijdens het geallieerde Bevrijdingsoffensief in het najaar van 1918 verliep uiterst moeizaam. Herhaaldelijke aanvallen werden gestuit door moordend artillerie- en mitrailleursvuur. Dit was onder meer te wijten aan de 'Flandern I Stellung', de laatste echte linie die de Duitsers met een samenraapsel van fel uitgedunde eenheden hardnekkig trachtte te verdedigen. In september 1918 was de stelling helemaal niet voltooid. Toch blijkt deze stelling hardnekkig verdedigd te zijn tijdens het bevrijdingsoffensief. De geallieerde legers bleken niet zo goed op de hoogte van de sterkte van deze stelling. Vooral ter hoogte van Roeselare bleek het moeilijk om de 'Flandern I Stellung' te doorbreken, door hevige Duitse tegenstand met mitrailleurvuur. Maar het was duidelijk dat de sterkte van de stelling zwaar onderschat was. De verdediging steunde op een sterk georganiseerd net van weerstandsnesten, gecombineerd met een zeer doeltreffende artilleriesteun.

Frontkaart, september 1918. Stafkaart Belgisch leger (Bron: Germain Bekaert).
Posities van het bataljon 6de Jagers te Voet op 21 September 1918 op de Tuimelare, enkele weken vóór de
Wapenstilstand van 11 november. Stafkaart (uitsnede) van het Belgisch leger (Bron: Germain Bekaert).

Op 28 september 1918 werd het startsein gegeven voor een grootscheeps geallieerd bevrijdingsoffensief. Maar de opmars van zowel infanterie als artillerie werd tot staan gebracht in Westrozebeke, waar de Duitsers sterk weerstand boden. Wel konden o.a. Zonnebeke, Passendale, Langemark, Poelkapelle en Houthulst worden bevrijd. Op 29 september veroverden de Belgen en de Schotten Dadizele en het centrum van Moorslede. Diezelfde dag was de baan Menen – Roeselare in de omgeving van Sint-Pieter bereikt. Maar de beruchte 'Flandern I Stellung' was nog niet veroverd., Nadat tijdens de eerste twee dagen vooruitgang kon worden geboekt (28 en 29 september 1918) was de geallieerde opmars in West-Vlaanderen vertraagd, Vanuit Moorslede werd op 30 september geprobeerd om Beitem binnen te dringen, maar dit lukte niet. Beitem werd wél dagenlang hevig beschoten met granaten vanaf het front bij Moorslede. Er vielen tal van doden en gewonden onder de burgerbevolking. Een poging om Roeselare in te nemen strandde evenzeer, door de onverwacht sterke verdediging van de Duitse verdedigingslijn 'Flandern I Stellung '. Vele bunkers ervan waren goed gecamoufleerd en aan het oog onttrokken van de geallieerde observatievliegtuigen. Pogingen in de daaropvolgende dagen om verder vooruit te geraken, werden steeds in de kiem gesmoord door artillerie- en mitrailleurvuur. Op 4 oktober viel de geallieerde opmars helemaal stil helemaal en werd een adempauze in het offensief ingelast. De eerste fase van het Bevrijdingsoffensief was vastgelopen. De manschappen waren uiterst moe wegens de aanhoudende gevechten, het slechte weer en het gebrek aan ravitaillering. Wegen dienden hersteld te worden, artillerie en munitie naar voor gebracht, manschappen afgelost. De Vlaamse heuvelrug was veroverd, maar de 'Flandern I' en het Duitse Vierde Leger waren niet ingestort. Het oorspronkelijke doel om de lijn Brugge-Torhout-Tielt en Roeselare te bemachtigen, was niet verwezenlijkt. Wegens de hardnekkige Duitse weerstand zou het nog een tweetal weken duren vooraleer héél Moorslede, Roeselare, Rumbeke en ook Beitem werden bevrijd. Toen het offensief op 14 oktober opnieuw van start ging, slaagden Belgische eenheden er in verder door te stoten tot Rumbeke. Die dag zou Roeselare bevrijd worden. Pas op 14 oktober zou de tweede fase van het offensief ingezet worden en konden De Ruiter, Roeselare, Moorslede, Ledegem en Beitem volledig worden bevrijd. Op 14 oktober voerden de Frans-Belgische artillerie en infanterie, ondersteund door tanks en vliegtuigen, een verwoestende aanval uit op de Duitse 'Flandern I Stellung '. Ze konden bijna over de hele lijn een 5-tal kilometers oprukken. Franse troepen van het 152ste infanterieregiment veroverden uiteindelijk Roeselare. In en rond Beitem boden enkele tientallen overblijvende Duitse soldaten hardnekkig weerstand. Ze werden echter uitgeschakeld of gevangen genomen door een compagnie Belgische soldaten van het 3de regiment Jagers te Voet (deel uitmakend van de 2de Infanterie-divisie). Nog diezelfde 14de oktober - na 4 jaar bezetting - werd Beitem helemaal bevrijd door Britse militairen.

De Flandern IV Stellung (vanaf 26 november 1917 herdoopt in Flandern II Stellung) .

Duitse bunker. Penemolenstraat, ten oosten van Beitem behorend tot de 'Artillerie-Schutz-Stellung(© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).
Duitse bunker in de Penemolenstraat, ten oosten van Beitem en ten zuiden van de Vossemolen, deel
uitmakend van de 'Artillerie-Schutz-Stellung' (© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).

Die avond van de 14de oktober - na de verovering an Roeselare en omgeving door de geaillieerden - trokken de Duitse regimenten zich terug tot op het lijn Izegem – Gullegem – Wevelgem – Halluin. Eind juni 1917 werd ze gepland en liep van Oostende-Torhout-Izegem-west-Kortrijk, Moeskroen, Wattrelos. Van de Flandern IV Stellung werd medio december het stuk aangevat tussen Lichtervelde en Gullegem. Tegelijk de verbindingslijn (Riegel) o.m. tussen Winkel Riegel en de Flandern III Stellung bij Ledegem. De bouw werd niet afgewerkt door het uitbreken van het geallieerd tegenoffensief in maart 1918. In april werd de bouw voortijdig stopgezet. Deze Flandern IV Stellung (vanaf 26 november herdoopt in Flandern II Stellung) werd overigens niet voor 100% gebruikt door de Duitsers. Midden oktober 1918 trokken ze zich terug van de Flandern I Stellung, richting landinwaarts naar de Leie Stellung en Schelde Stellung.

de naam bunker.

De term bunker als overkoepelende term voor het uitgebreide gamma/scala van hoofdzakelijk betonnen militaire en civiele beschermings- en verdedigingswerken bestond nog niet in WO I. werd nog niet gebruikt toen werd tijdens de Eerste Wereldoorlog nog niet gebruikt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog sprak men nog niet van ‘bunker’ om dit type militaire verdedigingsconstructies. De militaire betekenis van bunker zou pas vanaf de jaren 1920 gebruikt worden, en komt uit was afkomstig uit het Engels taalgebied (en ook het Duits gelijkluidende woord) als aanduiding van een betonnen schuilplaats tegen granaten van de artillerie en bommen. De term bunker werd pas voor het eerst in ons land gebruikt in de Tweede Wereldoorlog. Sinds de Tweede Wereldoorlog worden vooral betonnen onderkomens in de volksmond vaak aangeduid met 'bunker'. Is vandaag de dag algemeen ingeburgerd als term voor een (doorgaans met beton) versterkte verdedigingsconstructies verdedigingsconstructies uit de Eerste Wereldoorlog. hanteerden gebruikten vaak de volgende termen/synoniemen: Duitsers spraken in WO I / hadden het over van een - Einheitsunterstand , een Manschafts Eisenbeton Unterstände M.E.B.U.). De Duitsers spraken van een Mannschafts Eisenheiten Unterstand of kortweg MEBU voor een onderkomen voor manschappen. - Kazemat. un local, souvent partiellement enterré, d'un système fortifié, qui est à l'épreuve des tirs ennemis. Het woord kazemat komt van het Italiaanse casamatta. de combinatie van de Latijnse woorden casa , ‘huis, hut’, en matta , ‘mat, deken gemaakt van riet en dergelijke’, een aanduiding voor een vesting met schietgaten. Het is mogelijk dat het afkomstig is van het oude Griekse chasma chásma “gapende opening, kloof, afgrond, kloof in de aarde”, het meervoud ervan chasmata chásmata is dat wel, maar is ook denkbaar als uitgangsvorm. Een versterkte ruimte die deel uitmaakt van een vesting. Oorspronkelijk was een kazemat een militair gebouw, dat als actief verdedigingswerk in gebruik was. Later werden alle overdekte ruimtes kazematten genoemd. Ook kan een kazemat een vrijstaand bomvrij stenen of betonnen gebouw zijn. Kazematten worden zowel voor verdediging gebruikt als voor het bewaren van voorraden munitie en eten. In oorlogstijd dienen ze tevens als woonruimte voor de militairen. - Soms werd de term Blockhaus gebruikt. infanteriefort/stelling. le terme désigne à l'origine une maison forte, un fortin construit - De Britten hadden het over pill boxes (letterlijk: "pillendoosjes") voor Duitse betonnen constructies met één of meerdere schietgaten, . Later werd dit woord ook gebruikt voor gesloten Duitse constructies. De Britten noemden deze Duitse constructies vaak pillboxes (pillendozen) omwille van hun lage, rechthoekige vorm. In het Engels werden schuilplaatsen vaak aangeduid met "shelters" of "dugouts". Andere Engelse termen voor schuilplaatsen waren shelters of dug-outs. - In het Frans (wat ook de taal van de Belgische legerleiding was) sprak men van "abri bétonné" of "poste de"....En français, il fait double emploi avec blockhaus et peut pratiquement toujours être rendu par casemate ou fortin. blockhaus employé pour la ligne Maginot Les militaires du génie écrivent aussi "bloc bétonné". De Belgen en Fransen spraken van "abris".

Functies van een bunker

Een bunker is een militair verdedigingswerk dat in mindere of meerdere mate van bescherming biedt tegen beschietingen en bombardementen. Twee grote doeleinden Soms wordt volgend onderscheid gemaakt tussen schuilplaatsen (passief) en bunkers (actief):

  • bescherming, schuilplaats, onderdak. Boden de militairen bescherming tegen vijandelijk vuur: artilleriebeschietingen, granaten en andere gevaren. Om hun troepen te beschermen tegen vijandelijk vuur, ontwikkelden de Duitsers een uitgebreid netwerk van bunkers. bedoeld om dekking te bieden tegen vijandelijk vuur, die bescherming moeten bieden tegen beschietingen of bombardementen een schuilplaats is een militaire constructie met een passieve rol bij het gevecht. De beveiligde ruimte dient als onderkomen voor manschappen, herbergt een medische ploeg of installatie, een technische ploeg of depot. De voorkant (kant front) is helemaal gesloten. bescherming tegen artilleriebeschietingen, granaten en andere gevaren. dat een zekere mate van bescherming biedt tegen beschietingen en bombardementen. Bunkers zijn beschermingsconstructies die de inzittenden of de omgeving beschermen tegen direct gevaar Denk hierbij aan de directe impact van wapens , de bescherming van mensen tegen gevaarlijke stoffen en het indammen van gevaarlijke stoffen. Hun beschermende werking wordt ingedeeld in verschillende beschermingsklassen . Schuilplaatsen zijn meestal halfondergrondse of ondergrondse constructies waarin manschappen konden schuilen of waar een medische post ondergebracht werd.

  • verdediging. Deze betonnen constructies waren van cruciaal belang voor de verdediging van hun posities. verdedigingssyteem. Vuurkracht: Ze dienden als basis voor mitrailleurs en andere wapens, waardoor de Duitsers een overwicht konden behouden in bepaalde sectoren van het front. Onder bunkers verstaat men constructies, die een min of meer actieve rol spelen tijdens het gevecht: Bunkers vormden een belangrijk onderdeel van de Duitse verdedigingslinie. een verdedigingspel zijn verdedigingsconstructies met een meer actieve rol bij het gevecht. Met militaire posten die nu algemeen gekend zijn als bunkers, bedoelt men relatief kleine versterkte militaire verdedigingswerken, . Ze vormen vaak een onderdeel van een groter verdedigingswerk, zoals een steunpunt of een stelling en hangen samen met andere verdedigingselementen zoals loopgraven of draadversperringen. bunkers zijn verdedigingsconstructies met een meer actieve rol bij het gevecht. Het militair doel van bunkers is het consolideren van de eigen posities en het moeilijker maken voor de vijand om aan te vallen. militaire

  • Afschrikkingseffect. Bijkomende (indirecte) functies. Psychologische impact: De aanwezigheid van bunkers had een ontmoedigend effect op de vijand. Het was bijna onmogelijk om deze constructies met conventionele middelen te veroveren. Vanaf eind 1916 zorgt de technische vooruitgang op gebied van gewapend beton ervoor dat de monolietbunkers zelfs bestand zijn tegen voltreffers van groot kaliber. De bunkers enkel kwetsbaar worden uitgeschakeld met behulp van vlammenwerpers en handgranaten.
De bunker fungeert als / herbergt/ Ze kunnen worden gebruikt als Een verdedigingswerk kon één of meerdere functies innemen: Het is niet altijd evident om de specifieke functie van een constructie te achterhalen. Vaak werden meerdere functies gecombineerd. Deze functies konden evolueren naargelang het oorlogsverloop, de ligging in het landschap, de afstand tot het front, bouwkundige en functionele kenmerken. Dergelijke Einheitsunterstand kon voor diverse doeleinden worden gebruikt, als Bunkers hebben meestal een enkelvoudige functie zoals onderkomen, verblijfplaats voor kleinere militaire eenheden manschappen (schuilplaats) bijv. voor 2 groepen infanterie (ongeveer 20 man) of voor één groep infanterie en twee mitrailleurs met bediening, enzovoort. als mitrailleurs- of artilleriepost (Infanteriebunkers: Deze bunkers waren bedoeld voor infanteriesoldaten en waren vaak uitgerust met mitrailleurs. geschutsopstelling, post voor luchtafweergeschut, als observatiepost, uitkijkpost communicatiepost (seinpost voor lichtsignalen, telegraaf- en telefoonlijnen (verbindingen), enzovoort. ) als commandocentrum. als commandopost. Een commandopost werd doorgaans 'luxueuzer' ingericht dan een schuilplaats voor manschappen. De achterliggende redenering was dat teveel luxe de manschappen teveel zou verwennen, waardoor ze minder alert en gevechtsklaar zouden zijn. De Duitse legerleiding gaf trouwens de opdracht om voor haar soldaten lage constructies te bouwen, waarin ze niet konden rechtstaan. Commandoposten: Sommige bunkers werden gebruikt als ondergrondse commandoposten, van waaruit operaties werden gecoördineerd. Commandobunkers: Deze bunkers waren groter en dienden als ondergrondse commandoposten. Ze waren vaak uitgerust met communicatieapparatuur en kaarten. medische post, voor medische zorg soms als schuilplaats voor militair materieel + voedsel- en drankvoorraden, munitiedepot. als opslagplaats van militair materieel en munitie en andere benodigdheden. Voor munitie, voedsel en andere benodigdheden.

Evolutie van de bunkerbouw

De Duitse bunkerarchitectuur evolueerde gedurende de oorlog. In de eerste oorlogsjaren is duidelijk geïmproviseerd en geëxperimenteerd. In het begin waren het vaak eenvoudige, primitief,ondergrondse schuilplaatsen. Het construeren van betonnen verdedigingswerken is een complexe onderneming, zeker aan het front in volle oorlogstijd: grondstoffen en materialen moeten aangevoerd worden, een gietvorm moet geconstrueerd en eventueel met ijzer of staal versterkt worden, beton moet gemengd en gegoten worden en vervolgens voldoende tijd kunnen uitdrogen - langdurige regen of vorst zijn hierbij nefast. En dit dient allemaal te gebeuren zonder dat de vijand iets opmerkt. Omwille van deze logistieke problematiek zijn veel constructies in de nabijheid van de frontlinie minder stevig opgetrokken dan de betonnen verdedigingswerken verder van het front. Voor constructies dichtbij de frontlinie werd vaak gebruik gemaakt van geprefabriceerde betonnen stenen of balken, al dan niet vervaardigd uit gewapend beton, vaak voorzien van openingen waartussen nog beton gegoten kon worden. Met dergelijke prefabelementen konden constructies veel sneller opgetrokken worden. Nadeel was dat deze betonstenen bijzonder zwaar waren. Constructies opgetrokken met betonstenen waren in principe ook minder sterk dan de exemplaren uit gegoten beton. De Duitsers produceerden (bijvoorbeeld in Wervik) speciale stenen met volle en halve gaten, die eenmaal geschrankt met speciale ijzers verankerd konden worden. Deze constructies waren naar verluidt minder stevig dan de constructies uit gegoten beton, maar het was veel eenvoudiger om in de frontlinie dergelijke constructies uit betonstenen op te bouwen dan om constructies uit gegoten beton te realiseren. Om de bouw te versnellen en om bunkers te kunnen bouwen aan het front, waar de werkzaamheden gemakkelijk verstoord kunnen worden, ontwikkelen de Duitsers betonstenen, waarmee gemetseld kan worden. Deze bouwwijze zorgt wel voor minder stevige bunkers blijft tot diep in 1917 erg populair, hoewel van langs om meer ontmoedigd vanaf het voorjaar van 1917 wordt het bouwen van bunkers met bouwstenen uitdrukkelijk verboden aanvankelijk werd gebruik gemaakt van massieve stenen, die in metersdikke muren werden ingebouwd. Door de komst van explosieve granaten, snelvuurkanonnen en de tijdens de Eerste Wereldoorlog begonnen, die luchtaanvallen waren er in de eerste helft van de 20e eeuw robuustere materialen nodig. toen nog vrij nieuw was, Gewapend beton, dat bleek hiervoor het ideale materiaal. Met gewapend beton konden de wanden van bunkers compacter worden gebouwd zonder hun beschermende werking te verliezen. Bunkers werden meestal gebouwd van gewapend beton en waren diep in de grond verankerd. De hele constructie van een bunker voortaan in één stuk (als monoliet) gebouwd met stortbeton. Vanaf eind 1916 zorgt de technische vooruitgang op gebied van gewapend beton ervoor dat de monolietbunkers zelfs bestand zijn tegen voltreffers van groot kaliber. Om de enorme bouwwoede te kunnen stillen, zijn er gigantische hoeveelheden bouwmaterialen nodig, die van heinde en verre aangevoerd worden. De materialen worden met het spoor of het water (om de spoorwegen te ontlasten) naar depots achter het front vervoerd. Van hieruit wordt alles met smalspoor en wagens tot dicht bij het front getransporteerd. Het laatste stuk van de weg gebeurt met man of paardenkracht. Om dit mogelijk te maken, wordt het bestaande spoorwegnet sterk uitgebouwd en honderden kilometers smalspoor aangelegd. Van 15 juni tot 15 november 1917 alleen al, voert het 242.185 treinwagons aan met manschappen, munitie, bouwmaterialen, voedsel, ..... Een gigantische onderneming! ZELFS Het systeem van loopgraven zou in de laatste oorlogsjaren verlaten worden. Onder druk van de groter wordende kracht en intensiteit van de artilleriebeschietingen werd het moeilijker om een loopgravenstelsel in stand te houden. Door de massale inzet van de mitrailleur was de vorming van een aaneengesloten lijn trouwens minder noodzakelijk geworden. In de laatste oorlogsjaren werd het bovendien door een gebrek aan manschappen steeds moeilijker om een volledige lijn te bezetten. In de eerste oorlogsjaren is duidelijk geïmproviseerd en geëxperimenteerd. Bij de bouw van de eerste betonnen bunkers werd sterk geïmproviseerd, wat leidde tot een groot gamma aan ontwerpen, het één effectiever dan het ander. Zo is het opvallend hoe divers de ontwerpen van de bunkers zijn wat een duidelijke evolutie in de bouw weergeeft. De ontwerpen van deze bunkers waren namelijk zeer divers en konden sterk variëren, afhankelijk van hun functie, locatie en de beschikbare materialen. Het aantal bunkertypes is niet te tellen. Aanvankelijk bouwt iedere eenheid zijn eigen bunkers naargelang de omstandigheden en volgens eigen inzichten. Er is aanvankelijk een heel divers gamma aan bunkerontwerpen te zijn die deel uitaakten van de uiteenlopende linies.

Standaardisering EINHEITSUNTERSTAND

Duitse Maschinen-Gewehr-Unterstände (= mitrailleurpost) naast de Oostendestraat in Leke bij Diksmuide (© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).
Deze mitrailleurpost naast de Oostendestraat in Leke bij Diksmuide is een mooi voorbeeld van een
Einheitsunterstand, het standaardmodel voor Duitse bunkers vanaf 1917 (© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).

Van een algemene doorgedreven standaardisatie is er geen sprake, hoewel er een zoektocht gaande was naar efficiente bunkertypes. Stilaan kwam er een standaardisatie van de bunkertypes. Geleidelijk aan doken gestandaardiseerde ontwerpen op voor de diverse functies die bunkers moesten bezitten (14). Geleidelijk aan kwam er een evolutie en standaardisatie van de bunkertypes. Geleidelijk aan werden standaardontwerpen ontwikkeld. Vanaf midden 1916 werden algemene richtlijnen met betrekking tot de stellingenbouw en meer specifiek voor de bouw van betonnen constructies uitgevaardigd. Deze richtlijnen werden in de loop van de oorlog nog verder genuanceerd of volledig herzien, op basis van ervaringen te velde. Foto. Bunkerk Leke (bij Diksmuide) Einheitsunterstände opgetrokken, Dat type kwam in zwang in het najaar van 1917 In het gebied van het 4. Armee werden massaal 'Einheitsunterstände' opgetrokken Het is pas in november 1917 dat voor het eert zo'n bunker ("Einheitsunterstand") werd uitgetekend, waarmee alle andere bestaande types in principe werden afgeschaft. Vanaf het najaar van 1917 werd in het gebied van het 4. Armee werden massaal standaardmodel opgetrokken/opgericht kwam een gestandaardiseerd ontwerp algemeen in zwang, Einheitsunterstand, soms ook wel aangeduid als Eisenbeton Unterstand, Gruppenunterstand, Mannschafts- und Maschinen-Gewehr-Unterstand für 2 Gruppen. De zogenaamde Einheitsunterstände zijn gestandaardiseerde bunkers die vanaf het najaar van 1917 massaal zijn opgericht/opgetrokken (in de meer achterwaarts gelegen stellingen, ) in het Duitse hinterland. Einheitsunterstände werden vanaf eind 1917 massaal opgetrokken in de meer achterwaarts gelegen stellingen. Dit type had het voordeel van Het grote voordeel van dergelijk standaardontwerp was - de vereenvoudiging van het bouwproces en - de verregaande standaardisering van de benodigdheden (bekisting en de betonijzers). - Ook het feit dat de bouw probleemloos kon verdergezet/overgenomen worden door andere eenheden, was een groot voordeel. soms ook wel aangeduid met Mannschafts- und Maschinen-Gewehr-Unterstände für 2 Gruppen of Gruppenunterstände: Dergelijke Einheitsunterstand kon als commandopost gebruikt worden, of als communicatiepost of als verblijfplaats voor twee groepen infanterie of voor één groep infanterie en twee mitrailleurs met bediening, enzovoort. bunkers werden volgens standaardplannen uitgewerkte modellen, of met telkens terugkerende kenmerken opgetrokken, maar de uitwerking van de standaardplannen was niet zo rigoureus , kon variëren, afwijkingen mogelijk. Er werden ook modellen uitgetekend voor artillerieposten en observatieposten, maar net zoals bij de Einheitsunterstände werden deze standaardontwerpen niet steeds volledig gevolgd. De binnenindeling van een Duits Einheitsunterstand kon variëren afhankelijk van - de grootte, (Grotere eenheden hadden natuurlijk meer ruimte nodig). - de functie - de specifieke behoeften van de eenheid die er gestationeerd was. - de beschikbare materialen: - de ligging (Onderkomens die dicht bij de frontlinie lagen, hadden vaak een andere indeling dan die verder achter de linies.) STRUCTUUR/GRONDPLAN Standaardontwerpplan EINHEITSUNTERSTAND Hoewel er variaties mogelijk waren, zag een typische Einheitsunterstand er ongeveer als volgt uit: Het grondplan van dit type bunker uit gewapend beton bevat volgende onderdelen bunker uit gewapend beton - dat bestond uit een rechthoekig grondplan, - twee L-vormige (gebroken) toegangen aan de achterzijde, Het grondplan bestond uit twee L-vormige (gebroken) toegangen aan de achterzijde, Gebroken toegangen dienden te voorkomen dat de binnenruimtes rechtstreeks getroffen konden worden door granaatscherven. Elke buitentoegang kon via een smalle, verticale schietgleuf vanuit de respectievelijke verblijfsruimte geobserveerd en desnoods onder vuur genomen worden. - de uiteinden van de 2 toegangen vormden één gang. In de gang waren er normaal gezien één grote nis of meerdere nissen voorzien. - die ene gang gaf uit op twee rechthoekige binnenruimten (kamers) binnenin. De bunker heeft binenin meestal twee rechthoekige kamers (binnenruimtes). Een Einheitsunterstand bestond uit een dubbele betonnen schuilplaats, eventueel met aanpalende observatiepost. De twee rechthoekige verblijfruimtes waren normaliter onderling met elkaar verbonden via een lage doorgang. Ze bevatten eventueel enkele nissen, onder meer voor een kachel, met bovenaan in de nis een buis voor rookafvoer die uitmondde aan de achterzijde van de bunker. De bunker is vorzien van verluchting en verlichting. Doorheen het plafond zaten doorgaans kleine verticale openingen, die fungeerden als verluchtingsgaten en periscoopopeningen. De binnenmuren waren voorzien van uitsparingen voor houten planken waarin haken of nagels staken waaraan bedrading, kledij, of ander materiaal opgehangen kon worden. In de binnenmuren werden vaak ook nissen voorzien, voor kachels of als opslagplaats. Een betonnen grondplaat bleek wenselijk als bescherming tegen diep indringende granaten, tegen het kantelen van de bunker, maar ook tegen een hoge waterstand.De vloerdikte bedraagt zo'n 50cm. De plafonds (ongeveer 1,8 meter hoog) van de twee rechthoekige ruimtes worden gevomd door Ter ondersteuning van de bedaking of bekistiong van de muren gebruikte de duitsers vaak gegolfd plaatijzer met een smalle diepe golving De plafonds van de twee rechthoekige ruimtes (versterkt met) bestonden ofwel uit 1) een bekisting van golfplaten. zogenaamde Wellblechbogen (gegolfde plaatijzers). Gewelfde plafonds uit gewapend beton op Wellblechbogen hadden meer voordelen omdat ze een grotere weerstandskracht zouden genereren en gemakkelijker te hanteren waren. In de richtlijnen krijgen Wellblechbogen van het type Heinrich de voorkeur voor de plafonds: dit betreft gebogen gegolfd plaatijzer, doorgaans op lagere zijmuurtjes geplaatst. Deze hadden als voordeel dat ze vrij snel te plaatsen waren, dat ze de bunkerbewoners bij een beschieting beschermden tegen betonschilfers, maar ook gewoon dat ze bescherming boden tegen waterinsijpeling. 2) ofwel uit dicht bij elkaar geplaatste stalen balken of spoorrails, waartussen soms houten beplanking werd geplaatst. Anderzijds waren ruimtes, waarvan het plafond verstevigd was met stalen balken, overal even hoog en dus comfortabeler in vergelijking met ruimtes onder Wellblechbogen. Binnenruimtes met vlakke plafonds, verstevigd met stalen profielen, hadden dan weer het voordeel dat er in de bunker overal meer ruimte was. - In de algemene richtlijnen wordt benadrukt dat er best zo weinig mogelijk openingen in de frontmuren konden zitten, want dergelijke openingen betekenden een verzwakking van de betonnen constructie. Vandaar dat er voor wat mitrailleursposten betreft, liever geopteerd werd voor richels aan de achterzijde van de constructie, waarbij een mitrailleur vanaf het dak van de constructie kon gehanteerd worden. Het opvallendste element aan deze bunker is dan ook de uitstekende muur aan de achterzijde met trap, die fungeerde als richel van waarop mitrailleurs bediend konden worden. Het dak fungeerde hierbij als borstwering. Aan de achterzijde van de bunker bevond zich een uitstekende betonnen muur met betonnen trap (treden) die fungeerde als richel (= smalle uitstekende rand aan een verticale wand) waarop manschappen konden staan om een mitrailleur vanaf het dak te bedienen. Het dak fungeerde hierbij als borstwering. - Bovenstaand model werd vaak ook uitgebreid met een observatiepost door middel van een mangat in het dak. Bovenstaand model werd vaak ook uitgebreid met een observatiepost door middel van een mangat. Bij sommige Einheitsunterstände was er nog een bijkomend observatiegedeelte aan de bunker gebouwd, met een mangat doorheen het dak, dat via klimijzers of een ladder bereikt kon worden. Dit observatiegedeelte kon vanaf de gang of via een afzonderlijke, lage toegang bereikt worden. Een aparte toegang tot het observatiegedeelte zou veiliger zijn voor de manschappen in de bunker.

Algemene kenmerken. Bouw/ ontwerp. Beschrijving buitenkant/binnenkant Model

BUITENKANT Niet zo onmiddellijk een streling voor het menselijk oog. Log geheel door de buitenproportionele dikke muren. Grillige, wat plompe uitwendige vormgeving. Kunnen puur esthetisch bekeken, niet de vergelijking doorstaan met een gotische kathedraal. Maar dat was ook niet de bedoeling. Was zeer functioneel ontworpen als beschermings- en verdedigingsfort, vesting, en de vormgegeving was hieraan volledig ondergeschikt. - Kenmerkend waren de dikke buitenmuren: De muren waren vaak meerdere meters dik. De dikke betonnen muren konden enorme hoeveelheden explosieven weerstaan. Vanaf eind 1916 zorgt de technische vooruitgang op gebied van gewapend beton ervoor dat de monolietbunkers zelfs bestand zijn tegen voltreffers van groot kaliber. Dikke muren: De muren waren vaak meerdere meters dik om bescherming te bieden tegen artilleriebeschietingen. Deze constructies dienden bestand te zijn tegen een beschieting met veldartillerie en enkele 15 cm voltreffers. Deze constructies dienden bestand te zijn tegen een beschieting met veldartillerie en voltreffers allerhande. De bunkers hadden doorgaans aan vijandzijde een wanddikte van 1m. Aan de andere zijden van de bunker volstond 50cm. Het dak diende tussen de 60 en 80cm dik te zijn. De vloer ene halve meter dik ongeveer. Vooral voor commandoposten werden vaak muren van meer dan één meter dikte aangewend. Commandoposten werden doorgaans ook meer gesofisticeerd afgewerkt: was de veiligheid en het comfort van officieren belangrijker? Hoeken en randen aan de blootgestelde zijden werden afgerond, om treffers te doen afschampen. Al naargelang de dikte van het dak en de wanden kon een constructie - splittersicher (bestand tegen rondvliegende granaatsplinters), - schußsicher (bestand tegen inslagen van klein kaliber, tot 15 centimeter) - dan wel bombensicher (bestand tegen voltreffers van groot kaliber) zijn. De muren aan vijandszijde dienden hierbij sterker, en dus dikker te zijn dan bijvoorbeeld de achtermuren. Deze dikte was afhankelijk van de grootte van de constructies en verhoogde naarmate de artillerie sterker werd. Het dak neemt aan de achterzijde vaak de vorm aan van een flauw zadeldak, wellicht ten behoeve van afwatering. - deur- en vensteropeningen aan de veilige kant, d.w.z. aan de kant weg van het front. Zeker Duitse constructies konden voorzien zijn van stalen deuren en pantserplaten, die vensteropeningen beschermden. Een logische inrichting van een bunker of schuilplaats vereist dat de deur- en raamopeningen aan de veilige kant zitten, dus niet aan de kant van het front. Ondanks het feit dat ze voornamelijk als mitrailleurspost zouden aangewend worden, hadden de meeste constructies geen schietopeningen aan frontzijde. Bij een aanval werd de mitrailleur op het dak van de constructie geplaatst. (mitrailleurs werden vaak ook gewoon op het dak geplaatst), Soms wordt een plaats voor de mitrailleur op het dak voorzien. Toegankelijk via een uitstekende schuine muur met treden achteraan. - Schuttersputten: Sommige bunkers hadden kleine schuttersputten, waardoor de bemanning vijandelijk vuur kon teruggeven zonder zichzelf bloot te stellen .Schuttersputten (optioneel): Als je bunker schuttersputten had, teken je kleine uitsteeksels aan de voorkant van de bunker, met openingen naar buiten gericht. VOORZIJDE Kleine openingen: Er waren slechts enkele kleine openingen voor schutters en observatie. rechthoekige smalle observatiespleet vooraan vuurgaten (schietgaten) voor mitrailleursnest Vaak hebben deze constructies één of meerdere schiet- of kijkgaten richting front. voorzien van schietgaten voor zware wapens zoals mitrailleurs of luchtafweergeschut. ACHTERZIJDE - Een schiet - of kijkopening (observatiegleuven) daarentegen moet wel aan de frontzijde ingewerkt zijn. Vaak hebben deze constructies één of meerdere schiet- of kijkgaten richting front. de aanwezigheid van een borstwering of schietgaten voor mitrailleursposten Vanaf eind 1916 zorgt de technische vooruitgang op gebied van gewapend beton ervoor dat de monolietbunkers zelfs bestand zijn tegen voltreffers van groot kaliber. De bunkers enkel kwetsbaar worden uitgeschakeld met behulp van vlammenwerpers en handgranaten. - granaatgaten, - een mangat, - Schietopeningen, granaatgaten, vensteropeningen, enz. zijn vaak met hout bekleed. - evenals ventilatiegaten, BINNENKANT - In vele constructies is binnenin nog een houten bekleding (of restanten ervan) terug te vinden, die oorspronkelijk fungeerde als gietvorm voor het beton. Het interieur van andere constructies is dan weer witgekalkt. - Verder kan men in een bunker/schuilplaats een zinkput of een gootsysteem aantreffen, - restanten die wijzen op elektriciteit (verlichting) - of telefoonlijnen, - sporen van verwarming (bv. bakstenen schouwtjes in Belgische constructies), - opbergruimtes en - andere uitsparingen - comfort: Hoewel de omstandigheden in de Einheitsunterstände vaak hard waren, was het belangrijk om de soldaten een zekere mate van comfort te bieden om hun moreel hoog te houden. Woonruimtes: Voor soldaten om te rusten en te eten. Zowel in de voorste linies als in de meer achterwaarts gelegen stellingen moesten de bunkers voldoende gerieflijk zijn, aldus de centrale richtlijnen, aangezien dit het welbevinden en dus ook de gevechtscapaciteit van de troepen verhoogde. Te kleine betonnen constructies vergden bij hun realisatie naar verhouding te veel mankracht en grondstoffen. Anderzijds waren grote bunkers met grote overspanningen ook te vermijden, omdat er bij een toevalstreffer te veel manschappen konden getroffen worden. - Functioneel: De indeling moest praktisch zijn en voldoen aan de dagelijkse behoeften van de soldaten. - Veiligheid: De indeling moest ook rekening houden met de veiligheid van de soldaten, bijvoorbeeld door het aanbrengen van nooduitgangen.

Ligging

Allereerst is de ligging van de constructie van groot belang: terwijl een mitrailleurspost of observatiepost hoger gelegen, op een heuvelrug bijv. is omwille van een groter 'bereik', overzicht van de situatie. Camouflage: Sowieso waren de meeste constructies aan het oog van de vijand onttrokken door allerhande camouflagetechnieken. Het succes van de betonnen bunkers was sterk afhankelijk van de mate waarop ze verborgen bleven voor de vijand. Eens hun positie gekend, konden ze namelijk genadeloos onder vijandelijk artillerievuur genomen worden. Er staan talloze bunkers, zo verdoken mogelijk verscholen, in ruïnes ingepland in bestaande huizen of boerderijen, Een andere mogelijkheid of overdekt met een laag aarde en beplanting, bedekt met/onder camouflagenetten gecamoufleerd als een huis of bijgebouw,opgesmukt tot vermeende huizen (aan de hand van) door een valse dakconstructie en/of misleidende geschilderde vensters en deuren. aan de hand van beschilderingen en/of een vals dak. om ze aan het oog onttrokken van de geallieerde observatievliegtuigen. diep verscholen liggen, half of sommige helemaal volledig ondergronds binnen een netwerk van ondergrondse gangen Bunkers konden bijvoorbeeld ook volgens een onregelmatig patroon gepositioneerd worden, waardoor de tegenstanders ze moeilijker konden lokaliseren.

Materialen

In langere periodes van vorst en zeker in de voorste linies bleek het soms niet mogelijk om beton te gieten: hier konden geprefabriceerde betonstenen (Eisenbetonsteinen) of betonnen balken (Eisenbetonbalken) gebruikt worden. Deze geprefabriceerde stenen bestonden in verschillende formaten. Ze konden nooit het weerstandsvermogen van gewapend beton evenaren. Vanaf de herfst van 1917 zou het gebruik van betonstenen voor de bunkerbouw dichtbij het front verboden zijn, omdat deze bunkers te zwak zouden zijn. Vanaf 1915 raakte de betonbouw van langsom meer in zwang, vooral bij de Duitsers, die het procédé integreerden in hun defensiesysteem. Doorgaans zijn bunkers opgetrokken met beton. Beton is een mengsel van een bindmiddel (bijvoorbeeld cement), een vulmiddel (bijvoorbeeld zand), water en een aggregaat (grint, steenslag of keien). Beton: Het belangrijkste bouwmateriaal was gewapend beton. Dit materiaal was sterk en kon grote hoeveelheden explosieven weerstaan. Deze militaire posten kunnen zware artilleriebeschietingen weerstaan en beschutting bieden aan de Duitsers. Verdedigingswerken vervaardigd met Eisenbeton (gewapend beton) bleken veel beter bestand tegen inslagen dan het louter Stampfbeton dat vooral tijdens de eerste oorlogsjaren werd gebruikt. Met stampbeton wordt ongewapend beton bedoeld, met een laag cementgehalte – doorgaans is dit een vrij droge betonspecie die verdicht door het aan te stampen. Voor binnenmuren, behalve bij de ingangen, kon Stampfbeton wel volstaan. De overgrote meerderheid van de betonnen bunkers en schuilplaatsen die bewaard gebleven zijn, werden evenwel opgetrokken met beton dat ter plekke gegoten werd. Het beton werd gegoten in een houten bekisting, tegen golfplaten of zakjes aarde of rijshout (takkenwerk). Het beton is al dan niet gewapend met zware profielen of ronde ijzers. Een deel van de betonnen constructies, zowel bij de Duitsers als bij de geallieerden, is gegoten in een houten bekisting. De Duitse constructies bijvoorbeeld die tegen de zomer van 1917 operationeel waren, werden veelal gegoten binnen een houten kader tussen aanvankelijk zware profielen en naderhand lichtere verankeringen in rond ijzer. De bekisting in het bouwwerk werd veelal ter plaatse gelaten en gebruikt als binnenbekleding. Vooral evolutie naar gewapend beton. Door de samenwerking van ingewerkt ijzer of staal kan de bouwstof niet alleen aan drukspanningen weerstand bieden, maar ook aan trekspanningen. Bij de oorlogsconstructies werden op plaatsen met mogelijke trekspanningen ijzeren stangen, I-balken of rails gelegd. Later werd een staalvlechtwerk ingebetonneerd. IJzer of staal (ijzeren stangen, I-balken, spoorwegrails, staalvlechtwerk) werden na verloop van tijd aangewend om het beton te wapenen. Meer en meer werd ijzer en beton gebruikt, vooral vanwege de steeds zwaarder wordende artilleriebeschietingen. Voor de constructie werd ondermeer gebruik gemaakt van staal uit opgevorderde Belgische werkplaatsen. Aanvankelijk werden ijzeren liggers of spoorrails als wapening gebruikt, maar in latere richtlijnen wordt benadrukt dat deze best niet ingebetonneerd konden worden als wapening van wanden of dak. Het beton kon beter gewapend zijn met een vlechtwerk van ronde ijzers. Belangrijk hierbij was dat de wapeningsijzers van de wanden goed verbonden waren met de wapening van het dak en de vloerplaat. IJzeren profielen konden wel fungeren als drager voor een zwaar plafond. Tussen de stalen balken in werden vaak houten planken aangebracht als bescherming tegen betonschilfers.

Bouwpersoneel

Door de Duitsers ingezette Belgische arbeiders van alle leeftijden voor werkzaamheden aan het Ieperfront (Foto: Jan Vancoillie).
Door de Duitsers ingezette Belgische arbeiders (van alle leeftijden!) voor werkzaamheden aan het Ieperfront
(Foto: Jan Vancoillie).

De bouwers van deze bunkers zijn heel divers en afhankelijk van de nabijheid van het front. Bunkers dichtbij de frontlijn werden vaak opgetrokken door de eenheden die er de stellingen bezetten. Dit gebeurde meestal onder leiding van Pioniere, die de hulp kregen van infanteristen, Pionier-Kompagnien of Armierungstruppen (19). In en dicht bij de frontlijn worden de constructies vooral door genietroepen en gevechtseenheden gebouwd. Iets verder van het front zijn speciale bouweenheden (Armierungstruppen) actief. Hieroor werden gebruik (voor aanleg van de opeenvolgende bunkerlinies Flandern I en Flandern II: - speciale genietroepen (Armierungskompanie) werden belast met het uitbouwen van opeenvolgende verdedigingslinies. Armierungstruppen waren Duitse ongewapende troepen die de grensversterkingen klaar moesten maken, door de voorziene werken uit te voeren zoals de aanleg van bijkomende verdedigingsstellingen, het vrijmaken van schootsvelden, enzovoort. Uit Vancoillie 2009, 17. - en gevechtsingeniers (Pionier-kompaniee) - deel van de infanterie - Zivilarbeiter (burgers-vrijwilligers-arbeiders) Vanaf december 1917 zetten de Duitsers burgers in om allerlei werken uit te voeren achter het front, zoals het aanleggen van de 6 verdedigingslinies Behalve Pioniere en andere militaire eenheden werden ook Belgische arbeiders ingezet bij de uitbouw van deze stellingen. en burgerarbeiders als werkkrachten. Deze burgers komen aanvankelijk uit het Operationsgebiet, een zone in bezet Vlaanderen dicht achter het front, maar later ook uit het Etappengebiet en zelfs het General-Gouvernement. Deze burgers worden door de Duitsers als vrijwillige arbeiders aangeworven. Volgens het geldende oorlogsrecht mogen dwangarbeiders niet in de oorlogsindustrie en bouw van verdedigingswerken ingezet worden, dus proberen de Duitsers met een grote premie bij het tekenen van een contract en een uitstekend dagloon, Belgen te overhalen om voor hen te werken. Vele duizenden Belgen gaan in op deze voorwaarden, al dan niet onder lichte dwang. De werkijver van deze Belgische arbeiders is wel eerder beperkt en kleine sabotage-acties zijn omvangrijk. Dit konden zowel Duitse arbeiders zijn, als Belgische burgers. Zeker in de verder gelegen stellingen werden Belgische burgers al dan niet verplicht ingezet bij de bouw van bunkerstellingen. - Zij gebruiken krijgsgevangenen (aanvankelijk Russen, later vooral Italianen Vaak werden ook krijgsgevangenen ingezet,

Duitse bunker in de Vierkavenwijk, in de Roeselaarsestraat, naast de spoorlijn Roeselare-Ieper (Bron: Onroerend Erfgoed Vlaanderen).
Duitse bunker. Roeselaarsestraat (Vierkaven), bij de spoorlijn Roeselare-Ieper. Bescherm monument
sinds 2017 (© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).

Foto. In de omgeving van Vierkaven werden tijdens de oorlog tien bunkers opgetrokken, aldus een lijst uit 1922 waarin de af te breken bunkers staan opgesomd. Dit wijst nogmaals op een sterk uitgebouwde verdediging ter hoogte van Vierkaven. Enkel onderhavige bunker is bewaard gebleven.

Duitse soldaten bij hun ondergrondse bunker in aanbouw in Sint-Kruis bij Brugge.  (Bron: Onroerend Erfgoed Vlaanderen).
Duitse soldaten bij een ingegraven bunker in loopgraaf te Sint-Kruis (© Heemkunde Brugs Ommeland).

2de helft 1918 - 6de Jagers te Voet (drie Bn) 5 D.A. (D.A.= legerdivisie) , 11 D.I. (D.I. = infanteristendivisie), infanterieregiment 11e R.I. (6de Jagers te Voet is aanvullings- en opleidingsbataljon - Bataljon de renfort et d’instruction)

Duitse legerpostkaart met zicht op een Beitems landschap met boerderij
Landschap met zicht op de boerderij Delzeyne, Knaagreepstraat 2. Duitse legerpostkaart WO I
(Bron: L. Wyffels).

Duitse mitrailleurpost aan de Puitstraat 1A op de Koekuitwijk in Moorslede
Duitse mitrailleurpost, Puitstraat 1A, Koekuitwijk, Moorslede (© Inventaris Onroerend Erfgoed Vlaanderen).

Duitse bunker die deel uitmaakte van de Flandern III Stellung in Ledegem, eind 1917 (Foto: Kristof Blieck)
Duitse bunker in Ledegem die deel uitmaakte van de Flandern III Stellung, eind 1917 (Foto: Kristof Blieck).

Duitse bunker op Tyne Cot Cemetery (Passendale), die deel uitmaakte van de Flandern I-Stellung van eind 1916 tot midden 1917 (Foto: Kristof Blieck).
Duitse bunker op Tyne Cot Cemetery (Passendale), die deel uitmaakte van de Flandern I-Stellung, 1917
(Foto: Kristof Blieck).

Opgegraven Duitse bunker in de frontlijn van Wijtschate, gebouwd met betonblokken. (Foto: Jan Vancoillie).
Duitse bunker gebouwd met betonblokken in de frontlijn, in de oorlogssite Bayernwald bovenop de strategisch
gelegen heuvelrug ten noorden van Wijtschate (Foto: Jan Vancoillie).

Duitse bunker in een weide ten noorden van de hoeve in de Moorseelsesteenweg 207. Was onderdeel van de Artillerie-Schutz-Stellung achter de Flandern I Stellung (© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).
Duitse bunker in een weide ten noorden van de hoeve in de Moorseelsesteenweg 207. Was onderdeel van de
Artillerie-Schutz-Stellung achter de Flandern I Stellung (© Onroerend Erfgoed Vlaanderen).

Duitse frontkaart van 22 oktober 1917, tijdens de Slag van Passchendaele (Bron: Wikimedia).
Duitse frontkaart van 22 oktober 1917, tijdens de Slag van Passchendaele (Bron: Wikimedia).

De verdedigingslinies op een Duitse stafkaart, buitgemaakt door het Britse leger en aangepast op 20 september 1917, tijdens de Slag van Passchendaele (Bron: Wikimedia Commons)
De verdedigingslinies op een Duitse stafkaart, buitgemaakt door het Britse leger en aangepast op 20 september
1917, tijdens de Slag van Passchendaele (Bron: Wikimedia Commons).

Duitse commandopost Lord Farm Ledegem provinciebaan 104 Straat: Industrieweg Duitse commandopost uit de Eerste Wereldoorlog, opgetrokken bij een boerderij die op Britse militaire stafkaarten aangeduid werd met 'Lord Farm'. De constructie lag op het tracé van de 'Flandern I Stellung' die na de Derde Slag bij Ieper (31 juli – 10 november 1917) werd aangelegd. De Duitsers dachten, na de eerste oorlogsmaanden waarin ze hoopten de oorlog te winnen, aan het westelijk front hoofdzakelijk defensief. Ze hebben vanaf 1916 hun linies (hauptwiederstandslinien) uitgebouwd in de diepte en voorzien van talloze bunkers. Aan de Ieperboog hadden ze in 1917 zes verdediginglijnen uitgebouwd. Uiteraard waren naast die "bunkerlinies" tussenin heel wat plaatsen als versterkte plaatsen uitgebouwd (tussenstellingen) waar dit om geografische redenen opportuun was of omdat er reeds een constructie aanwezig was. Die constructies waren heel dikwijls hoeves, waarin min of meer gecamoufleerd, bunkers werden ingebouwd. Daarom staan het op de Britse militaire kaarten vol "farms". Bijzonder berucht waren "Bellewaarde farm" , "Gallipoli farm", "Schuler farm", "Mouse trap farm" enz. De pillbox in Ledegem maakt deel uit van de Flandern3-stellung en de dwarslinie Moorslede riegel en bevatte als tussenstelling ook een Duitse commandopost. Onze Ledegemse pillbox werd door de Britten Lord Farm genoemd

    © Copyright Linda Malfait. 2022-. Alle rechten voorbehouden.       Webbeheerder: Willem Wylin.